INHOUD
- Korte
beschrijving
- Soorten
druktechnieken
- De
verschillende diepdruktechnieken
- Het
afdrukken van een ets
- Vergelijkend
voorbeeld van enkele technieken
- De
oplage
- De
presentatie
KORTE
BESCHRIJVING
Het woord "etsen" is
afkomstig van het Duitse "ätzen" dat "doen eten" betekent. Het
is een proces waarbij een tekening in metaal wordt uitgebeten door
een zuur met het doel er een afdruk van te maken.
De
tekening wordt in spiegelbeeld in de etsgrond aangebracht met een
etsnaald. De door deze etsnaald uitgekraste delen van de etsgrond
worden dan blootgesteld aan een verdund zuur, dat op die plaats het
metaal wegvreet. Vervolgens wordt de etsgrond verwijderd, inkt in de
uitgebeten delen gewreven en een afdruk gemaakt door de plaat met een
vel papier bedekt onder een diepdrukpers door te halen.
SOORTEN
DRUKTECHNIEKEN
De techniek van het etsen
hoort thuis bij de diepdruktechnieken. We kunnen een viertal
druktechnieken onderscheiden:
- hoogdruk: techniek
waarbij de tekening in het inktdragende drukvlak verhoogd
is; typografie, houtsnede, houtgravure, Japanse
houtsnede.
- diepdruk: het
beeld van de drukvorm ligt in het vlak; burijngravure,
drogenaald,
ets,
vernis-mou,
mezzo-tint,
kleurets,
crayonmanier,
aquatint,
de
'ponsmanier',
stippelgravure,
helio.
- vlakdruk:
drukkende en niet drukkende delen liggen in eenzelfde plat vlak;
steendruk, chromolithografie, combinatiedruk,
monotype-technieken, offset, offset-kleurendruk, zeefdruk,
lithozeefdruk, stencilreproductie.
- lichtdruk:
procédé om tekeningen en beelden op lichtgevoelig
papier over te brengen; fotografie, grafische fotografie,
lichtafdrukken, contactdrukken, chemigrafie, edele
procédés, luminografie, ...
DE
VERSCHILLENDE DIEPDRUKTECHNIEKEN
- GRAVEERTECHNIEKEN (de
tekening wordt rechtstreeks in de plaat aangebracht):
- burijngravure
- drogenaald
- mezzo-tint
- de
pons-manier
- ETSTECHNIEKEN (de
tekening wordt in de plaat verdiept door de inwerking van zuur op
metaal)
- ets
- kleurets
- vernis-mou
- crayonmanier
- aquatint
- stippelgravure
- Het AFDRUKKEN
van de gravure of ets.
BURIJNGRAVURE
(=kopergravure, F:gravure au
burin ou taille douce, E:engraving, D:Kupferstich)
Dit
is na houtsnede de oudste grafische techniek (1446). Het is een zeer
gespecialiseerde en fijne kunst, maar verouderd en nog maar weinig
beoefend. De graveerder gebruikt een burijn, dit is een rechthoekige
stalen staaf die aan het uiteinde schuin is afgeslepen. Daardoor
ontstaat een zeer scherpe punt. De graveerder duwt de burijn met de
palm van zijn hand in het koper en graaft er als het ware voren in.
De bramen die daarbij ontstaan werkt hij zorgvuldig weg met het
schraapstaal, ijzer of mes, zodat ze geen invloed hebben op de
afdruk. Lichte en donkere partijen worden bekomen door elkaar
kruisende lijnenreeksen te graveren (kwadraatarceringen) die wel een
wat starre vervelende regelmatigheid vertonen.
DROGE
NAALD
(=F:pointe seche,
E:dry point, D:Kalte Nadel).
Hier wordt met een hardstalen of diamanten naald
rechtstreeks in de plaat gekrast. De inkt wordt dan
vastgehouden door de ontstane groefjes maar ook vooral door
de ruwe opstaande randjes, ook braam (F:barbes, E:burr,
D:Grat) genaamd. De inkt die in de braam wordt vastgehouden
geeft de afdruk een warm tonaal en vertonen een
fluweelachtig karakter. Deze braampjes slijten snel bij het
afkuisen en daardoor is het maximaal aantal goede afdrukken
erg beperkt (max. 15-30 voor koper). Deze techniek wordt
droog genoemd omdat er geen zuur aan te pas komt. In feite
is dit geen etstechniek maar een vorm van graveren. De
drogenaald techniek wordt vaak in combinatie met het etsen
gebruikt, o.a. om de ets tijdens het maken van proefdrukken
bij te werken.
|
|
|
MEZZOTINT
(="zwarte kunst",
F:manière noir, E:the black art, D:Schwarzkunst)
Dit is ook een "droge techniek" en dus geen
ets-procédé. De plaat wordt met een wiegijzer (of een
ronde vijl, alias rattenstaart) ruw gemaakt zodat de plaat een
volledig zwart gekorrelde afdruk zou geven. Dan worden met
schaafijzer en schrapers zones terug glad gemaakt. De zwarte partijen
worden ook nog met drogenaald of burijn bijgewerkt. De ruwe delen van
de plaat houden de inkt vast, de gepolijste delen niet. Men werkt van
zwart naar wit en zo is een mezzotintprent dan ook meer donker dan
licht, vanwaar de naam "zwarte kunst" komt. Het uitzicht is
fluweelachtig zoals bij de drogenaald.
DE
PONSMANIER
Met pons (= F:poinçon,
E:punch) en hamer slaat men kleine of grove punten in de gepolijste
plaat. De tekening wordt opgebouwd uit punten van verschillende
grootte en afstand tot elkaar.
ETS
(= F:eau-forte, E:etching,
D:Radierung)
Deze techniek is ontstaan in het begin van de 16de eeuw en werd in de
boekdrukkunst gebruikt om tekeningen te reproduceren. Hiermee konden
veel fijnere prenten gedrukt worden dan met de daarvoor gebruikelijke
houtsnee. Hieronder volgt beknopte uitleg over het maken van een ets.
Een plaat koper (1,2
a 2mm) of zink wordt vlak gepolijst. De randen van de plaat
worden mooi rond gevijld.
|
|
De plaat wordt
vernist met etsgrond (kogelvernis). Deze bestaat meestal uit
bijenwas en harsen.
|
|
De etsgrond wordt
berookt met een kaars. Het roet zet zich vast op de vernis
en maakt de plaat matzwart. Daardoor zijn de lijnen tijdens
het tekenen beter zichtbaar.
|
|
Met een stalen
stiften en puntige naalden grift de kunstenaar de tekening
in de etsgrond zodat het onderliggende metaal zichtbaar
wordt.
|
|
Nadat ook de
achterkant van de plaat is afgedekt met vernis wordt de
plaat geëtst in een bad met etswater. Dit kan
salpeterzuur zijn, ijzerperchloride of een mengsel met
zoutzuur en kaliumchloride. Tijdens het inbijten met
salpeterzuur moeten de gasbelletjes die ontstaan met een
veer worden weggeveegd.
|
|
Om lijnen van
verschillende diepte te etsen worden de lijnen die al diep
genoeg zijn afgedekt met vernis en de plaat wordt verder
geëtst. De diepte van de lijnen wordt gecontroleerd
door te voelen met een fijne naald. Een andere methode om
verschillende dieptes te bekomen is de lijnen die het diepst
moeten worden eerst te tekenen, en na een etsbeurt lijnen
bij te tekenen en opnieuw te etsen. De eerst getekende
lijnen worden zo verschillende keren geëtst en dus het
diepst. Na het etsen wordt de etsgrond afgewassen met
terpentijn of petroleum.
|
Zie verder voor het maken van afdrukken
van de ets.
KLEURETS
Er bestaan 2 werkwijzen om
een ets in kleur te bekomen.
1) De etsplaat wordt na het ininkten met zwarte inkt met
verschillende kleurinkten bestreken. Bij het afdrukken liggen de
kleuren onderaan en daar bovenop de lijnen in zwarte inkt.
2) Er worden 3 verschillende platen gemaakt voor elke hoofdkleur
(geel, cyaan, magenta) en eventueel nog een vierde voor zwart.
Een derde manier is het kleuren van een afdruk van een gewone ets
maar dit wordt als een "twijfelachtige" techniek
beschouwd.
VERNIS-MOU
(=zachte vernisgravure,
F:vernis-mou, E:soft ground, D:Durchdruckverfahren)
Dit is een ets-procédé, waarbij de metalen plaat met
een zachte kleverige vernis (samengesmolten vet en kogelvernis) wordt
bedekt. Daarop wordt een fijn- of grof gekorreld papier gelegd waarop
men tekent met een hard potlood. Daardoor kleeft het papier aan de
vernis vast. Verwijdert met het papier, dan trekt men die vernis er
op die plaatsen af en komt het metaal op die plaatsen bloot te
liggen. De etsplaat kan nu met zuren geëtst worden. De prent
lijkt op een krijt- of potloodtekening. Dit komt door de struktuur
van het papier die korrelige gebroken lijnen geeft.
CRAYONMANIER
(=potlood- of pastelmaniet,
F:manière crayon, E:crayon method, D:Crayonmanier)
Dit is een etsprocédé waarvoor een met etsgrond bedekte
gepolijste koperen plaat wordt gebruikt. De tekening hierop wordt
overgebracht door te calqueren met punteerinstrumenten. Dat is
gereedschap dat een ruwe, onderbroken lijn geeft. Meest gebruikt is
de mattoir met zijn puntige, gekorrelde of knoestige
onderzijde. Daarnaast werd ook een roulette (rolletje met
uitstekende puntjes) gebruikt. Op de plaats waar op de plaat werd
gedrukt kwamen vele kleine puntjes in het koper bloot te liggen. Deze
werden nadien in zuur geëtst.
De afdrukken lijken op een krijt- of pasteltekening. Om daar nog meer
op te lijken wordt soms inkt gebruikt met de kleur van rood krijt.
Het is een oude reproductietechniek (18de eeuw) die thans haar echte
betekenis verloren heeft.
AQUATINT
(=watertint, It:aqua tinta,
F:aquatinte, E:water tint, D: Aquatinta)
Om fijne grijstinten te kunnen drukken wordt hier harspoeder op de
plaat gestoven en vastgesmolten. Het zuur zal dan alleen het metaal
rond de harskorreltjes wegvreten waardoor er een zekere ruwheid
ontstaat. Door de etsduur te varieren zullen deze zones meer of
minder donker afdrukken. De naam aquatint is ontstaan omdat de
techniek aanvankelijk werd gebruikt voor het imiteren van een
gewassen pentekening..
Er zijn nog een aantal
alternatieve manieren bedacht om tinten of halftoonwaarden te
creëren:
- beschildering: de plaat
wordt niet in een etsbad gelegd maar beschilderd met een penseel
dat in salpeterzuur is gedoopt.
- gegoten of gietgrijn: het
harspoeder wordt niet op de plaat gestoven maar in spiritus
gemengd. Deze oplossing wordt op de koperplaat gegoten. De
spiritus verdampt en de harskorreltjes blijven achter op de plaat.
Hoe meer vloeistof op de plaat wordt gelaten om te verdampen hoe
grover de korrel van de hars na droging.
- suikerprocédé:
er wordt met een suikeroplossing (bv. suiker met inkt) geschilderd
op de koperplaat. De plaat wordt daarna bedekt met etsgrond en in
water gelegd. Op de plaatsen die beschilderd zijn met de
suikeroplossing komt de etsgrond los en los de suiker op. Het
koper komt daar dus bloot te liggen. Nu wordt er hars op de plaat
gestoven en in zuur geëtst. Na het afdrukken lijkt het
resultaat op een directe penseelstreek.
- procédé met
zout: de verniste koperplaat wordt sterk verhit. Dan wordt er zout
op gestrooid. De zoutkorrels zakken in de vernis tot op het
metaal. Na afkoeling wordt de plaat in water gelegd om de
zoutkorrels op te lossen. Het koper ligt nu bloot op de plaatsen
van de zoutkorrels en wordt in zuur geëtst.
- procédé met
schuurpapier: de verniste koperplaat wordt bedekt met een vel
schuurpapier en zo door de drukpers gedraaid. De zandkorreltjes
drukken door de etsgrond en na etsen bekomt met een fijne
spikkeltint.
STIPPELGRAVURE
(= F:gravure
pointillé, E: stipple engraving, D: Punktiermetode)
Op een verniste plaat worden puntjes gezet met naaldpunten en de
roulette (wieltjes bezet met punten). Prenten met deze techniek
hebben een zacht-week karakter en zijn zoetvloeiend in de lijn. Veel
toegepast in Engeland in de 19de eeuw.
HET
AFDRUKKEN VAN EEN ETS
De plaat wordt
ingeinkt. De inkt wordt in de lijnen geduwd met de hand en
met een leren tampon.
|
|
De overtollige inkt
wordt verwijderd met proppen van "tarlatan" (een soort
gaas).
|
|
Het met de palm van
de hand wordt de plaat "blank geslagen". Dit moet zodanig
gebeuren dat er nog wat inkt achterblijft op de niet
verdiepte gedeelten, anders bekomt met een te "koude"
afdruk.
|
|
De randen van de
plaat worden zorgvuldig inktvrij gemaakt.
|
|
De ingeïnkte
plaat wordt zorgvuldig op de tafel van de drukpers
gepositioneerd. Daarop wordt het nat gemaakte papier gelegd
en daarbovenop een vilten doek (feuter)
|
|
Alles wordt samen
tussen de cilinders van de diepdrukpers gedraaid. Door de
druk gaat het wakke papier tot in de groeven van de plaat en
neemt daar de inkt op. Daarna wordt het papier voorzichtig
verwijderd en gedroogd.
|
|
VERGELIJKEND
VOORBEELD VAN ENKELE TECHNIEKEN
DE
OPLAGE
Het aantal afdrukken per
oplage hangt af van persoonlijke overwegingen. In ieder geval zal het
afhangen van het aantal identieke afdrukken dat mogelijk is. Een
droge naald-oplage zal 8 tot 15 eksemplaren tellen, een ets kan tot
75 à 100 oplopen. Door de oppervlakte van de etsplaat te
'verstalen' (bvb chromeren) kan men een praktisch onbeperkte oplage
trekken. Na het drogen van de drukken worden de identieke eksemplaren
uitgezocht. Ze worden elk afzonderlijk genummerd als deel van een
totaal. Zo zal de tiende druk van een oplage van vijftig als volgt
genummerd worden: 10/50. Meestal staat het nummer links onder de
prent, de titel in het midden en de handtekening van de maker rechts,
eventueel met toevoeging van de datum waarop de afdruk gemaakt werd.
Met zijn handtekening (in potlood) bevestigt de kunstenaar dat hij de
maker is van de gravure, de afdruk heeft gezien, en het geheel voor
"echt en goedgekeurd" verklaart.
DE
PRESENTATIE
De manier waarop een prent
gepresenteerd wordt, is zeker niet onbelangrijk. Slechte presentatie
doet te kort aan de kwaliteiten van de prent. Aan de andere kant
heeft een perfecte presentatie een zeer flatterend effekt. Meestal
wordt een grote hoeveelheid wit gelaten buiten de afdruk. Links en
rechts moet er evenveel wit zijn. Boven de prent zal het wit altijd
wat kleiner zijn dan aan de onderkant en als mogelijk even groot als
dat aan de zijkanten. Als het wit boven en onder even groot is, lijkt
de prent topzwaar en onevenwichtig. Als de prent met inachtneming van
deze regels is afgedrukt, kan zij met scheprand en al onverminkt
achter glas gezet worden. Wordt de prent in passe-partout gezet, dan
geldt wat de randen van de passe-partout betreft hetzelfde als voor
de verdeling van de witranden zoals hierboven vermeld. De grootte van
de passe-partout is afhankelijk van de grootte van de ets. Maakt de
ets deel uit van een serie andere etsen, dan kan de buitenmaat van de
passe-partout best steeds gelijk gehouden worden. De binnenmaat moet
groter zijn dan de prent zelf, zodat de randen van de afdruk
duidelijk zichtbaar zijn. Om nummer, titel en naam duidelijk
zichtbaar te houden wordt de onderrand van de binnenmaat ruimer
uitgesneden.
Marc
De Cooman, dd:
19-feb-1999
|