Portretten

Jan De Cooman heeft zeer veel portretten geschilderd. De Geraardsbergse aristocratie, de geestelijke en burgerlijke overheden, nijveraars en kunstenaars hebben voor hem geposeerd om hun beeltenis voor de geslachten te bewaren.

Weinig artiesten zijn als portretschilder in de wieg gelegd en weinigen komen ertoe op overtuigende wijze een goed portret te schilderen. Sommigen laten zich gelden als talentrijke landschapschilders, maar ze zijn niet in staat een menselijk figuur te konterfeiten.

Het gelaat van ieder menselijk individu is een raadsel en tegelijk een rijke bron van geest en leven. Het is de taak van de portretschilder het eigene van het innerlijke leven van de figuur te ontdekken en het op onloochenbare wijze te reveleren. Een goed portret kan dan ook nooit een geslaagde foto zijn, maar ook geen ontzield droomwezen, noch een evocatie van raadselachtige lijnen en tekens. Het moet de spiegel zijn van een ziel en nooit een kunstig konterfeitsel. Jan De Cooman bezit op geraffineerde wijze de eigenschappen van een talentrijke portretschilder omdat hij tezelfdertijd streeft naar fysische gelijkenis en geestelijke originaliteit en omdat hij tast met een scherp psychologisch gevoel naar het innerlijke leven van zijn modellen.

Valerius De Saedeleer (1941)
Cyriel Poep (1945)
Marie Flamée (1927)
Dom Benediktus, abt te Affligem (1937)
Dom Benediktus, abt te Affligem (1937)