Boekbinder

Eén van de stielemans, die zowat overal in huis kwam was Jefken Jamée, de verver – behanger, uit de Grote straat. Maar wat weinig wisten, was dat hij een fervent boekbinder was. Zo had papa ergens een schoon boek met veel tekeningen in van ergens gekregen, maar de omslag had zeker op een vochtige plaats gelegen. Alleen nog afgetakeld karton met een paar flarden gekleurd papier waren het nog. Omdat hij zelf geen tijd had, had hij het aan Jefken gegeven, om het te herstellen. Een geluk dat we eens mochten meegaan, en zo belandden we in zijn werkplaats. Dat was de achterkeuken. Er stonden niet veel meubels in, een grote tafel en een hoge ladenkast, een paar stoelen, maar overal lagen er boeken op stapels. Hij vertelde ons, dat dit enkele boeken waren uit het archief van een notaris, en dat hij dat nu aan het afwerken was. Enkele waren al klaar. In mooi zwart leder, met een geribde rug, waarop in gouden schrift franse woorden schitterden.
Op de tafel stond een toestel, waar hij dan, voor demonstratie, ging voorzitten. De stapel bedrukte papieren lagen mooi gerangschikt op volgorde. Maar telkens hij zo een pakje nam, keek hij toch eerst of de paginanummers wel volgden.
Hij nam de bladeren en sorteerde die zorgvuldig. Elk pakje bladen was een katern, verklaarde hij ons. En gaf als uitleg dat de drukker niet zo een klein blad bedrukte, maar dat er op een groot vel papier gedrukt werd, en er verscheidene bladeren op zo een groot vel papier stonden, in een speciale volgorde, en plaats. Het grote blad werd gevouwen: eerst in twee, dan nog eens, dat was een katern. Dat vouwen moest zeer secuur gebeuren, daarvoor had de drukker merktekens aangebracht.
Hij legde dat op een stapeltje, en nam dit dan op, en met een paar tikken op de tafel, waren ze allen goed op hun plaats. Geen enkel dat uitstak! Hij lei daar dan een plank op en een zwaar gewicht. Met een lat maakte hij merktekens op al de ruggen. Nu nam hij een priem en op de gemerkte punten stak hij elk pakje erdoor. Dan nam hij uit een schuif een rolletje fijn koord, likte aan het begin en stak dat dan door het oog van een dikke naald.Lijmpot van de boekbinder
Nu kon het binden beginnen. Hij lei een katern op het binderstoeltje. Daar waren enkele koordjes reeds aan gebracht. In een bepaalde orde stak hij de naald door de gaatjes, en nam telkens het rechtstaande koordeken mee. Om het ons te tonen hief hij het stoeltje eens op en alle gebonden blaadjes bleven goed op hun plaats. Zo deed hij verder, tot het volledige boek gedaan was. Het binden was gedaan. Nu restte alleen nog het afwerken. Zijn lijmpot stond reeds lang te wachten op de stoof. Hij deed er een beetje water bij, want hij was wat te dik geworden, zei hij. Hij nam het boekblok (zo noemde hij dat) en smeerde de rug in met lijm. Dan nam hij een soort bindgaas, zoals wij op onze knie kregen als we gevallen waren, en lijmde alles samen. Er bleven alleen de zijkanten over die daar maar droogjes slap hingen. Als alles droog was, ging hij onder de guillotine (snijmachine), om de boorden zuiver af te snijden. Alles verdween dan onder de grote boekenpers om schoon plat te blijven. Hij nam uit een brede schuif een groot vel dik hard karton. Met zijn meetlat en potlood tekende hij maten, en met een scherp mes sneed hij daar dan rechthoekige stukken uit, voor de zijkanten en één voor de rug.

Boekbinden

Op de kast lagen verschillende soorten rollen met leder. Daar nam hij één uit en rolde die een beetje open op de grote tafel. Nu met wit kleermakerskrijt tekende hij de maten over, en sneed met een grote schaar een flink stuk af. De rol werd weer opgeborgen. Met warme lijm werden de stukken karton op hun plaats gelijmd. Na wat knip en vouwwerk was er een schone lederen kaft klaar. Alles werd, om te drogen tussen twee kartons, in een andere boekenpers gestoken. Als we ’s anderdaags voorbij kwamen van ’t school, stond hij ons op te wachten en toonde hij ons wat hij nog gedaan had. Hij had de boekblok in de kaft gelijmd, en alles netjes afgewerkt. Het was een pracht van een boek.
Hij verdiende daarmee wel goed, maar de opdrachten waren niet gelijkmatig en soms duurde het dagen voor er weer iets te doen was, maar als behanger – verver had hij regelmatig werk.