Voedsel bewaren

‘Profijtig zijn in het huishouden.’  Zo kort na den WO I was het normaal, dat de mensen het niet konden aanzien, dat er met het voedsel werd gespeeld en verspeeld.
Alles wat werd geoogst, moest op een rationele manier bewaard blijven.
Het steriliseren bestond toen nog niet, evenmin als het diepvriezen. Er waren toch verschillende manieren om groenten te bewaren zoals:

Opleggen in zout

Princessen (staakbonen)

Als de prinsessen rijp vielen, werden ze geplukt van de hoge staken waar ze tegenaan opgroeiden. In een patattenmande werden ze dan in de keuken gebracht en in een kuip grondig gewassen. Op een handdoek werden ze dan uitgespreid en halfdroog op de blote tafel gelegd. Eén voor één werden ze dan gebroken en als er een draad aan was, werd die dan verwijderd. Het was een peuterwerk dat maar niet vooruitging. Als er genoeg was voor een grote ketel werden die dan maar in water zonder zout zacht gekookt.  Sommige soorten moesten wreed lang op het vuur staan, en dan was het, in de anders koele keuken, nogal eens erg warm.
Ze werden dan, laag per laag, afgewisseld met keukenzout, in een Keulse pot of tobben geschikt. Tot bijna vol en dan werd er een houten plankje opgelegd met een steen erop. Het kookwater werd dan over het geheel gegoten tot het goed ‘oversopt’ was. Om ze te gebruiken moest er een portie uitgeschept worden, en dat werd dan verschillende keren ververst van water om het zout er toch een beetje uit te krijgen. Maar eenmaal ze definitief in mama’s handen kwamen, werden ze weer smakelijk met de gepaste saus erbij.

Snijboontjes

Snijboontjes werden ook zo behandeld. Na goed wassen werden de grote peulen gesneden in kleine reepjes, met de hand was dit een zeer vervelend karwei. Tot papa eens op een foire (handelsbeurs) een toestelletje zag dat dit zeer eenvoudig maakte. Hij heeft het direct meegenomen en bij de eerste gelegenheid werd het dan ook gebruikt. Het was een reuze succes,  zodat er de volgende jaren meer snijbonen werden geplant.

Rode kool

De rode kool werd met het broodmes van de steel gesneden, vanuit den hof direct in het waskot gebracht en van zijn buitenste blaren ontdaan, die waren voor de schapen.  In een emmer werden ze grondig afgespoeld en dan kwamen ze op de kleine tafel in de grote keuken. Met dat groot broodmes werden ze eerst in twee, en dan elk stuk, in wel honderd duizend fijne snippers versneden. Ze werden in een emmer water met een scheut azijn geworpen. Als de kool zo helemaal versnipperd was, werd de legen test uit de kelder gehaald, en goed af- en uitgewassen. De kool werd met een verzijp, uit den emmer gevist, en in den test gelepeld.  Dan volgde een laagsken keukenzout en dan weer een paar scheppen rode kool, tot alles op was. Als den tobben nog niet vol was, werd er in den hof een tweede rode kool gehaald, een kleinere was misschien juist gepast. En de rest was voor morgenmiddag goed. En het snipperen kon herbeginnen. Als de tobben tot op enkele centimeter van den boord vol was, werd halt gehouden.  Alles werd nog eens goed samengeperst, en dan volgde het vullen tot den boord met het roze spoelwater. Daar kwam dan een planksken op, met een flink gewassen steen, zodat alles goed onder bleef.
Zo was er weer wat voorraad aangelegd.  De savooikolen en kabuizen werden ook zo klaar gemaakt, maar op verre na niet in zulke hoeveelheden,  want ze waren niet zo geliefd door de kinderen, en mama had ze ook niet zo graag, maar het was eens een afwisseling in de winter.

Drogen

Selder

Selder werd, als hij begon gele bladeren te krijgen, uitgetrokken. De wortels werden er op het veld af gesneden. In het washuis kregen ze een eerste wasbeurt. Daarna kregen ze nog een beurt met water en een scheut azijn,  tegen de beestjes. Ze werden flink uitgeschud en buiten aan de wasdraad te drogen gehangen. ’s Avonds werden ze dan, reeds goed verslenst, binnen op een stapelken gelegd. Als het ’s anderdaags goed weer was, best met nog een flinke zon, werd alles terug opgehangen.  Na een paar keren waren ze droog genoeg om in een grote bruine papieren zak onder de schoorsteen mantel verder te drogen. Hoe rapper ze droog waren, hoe straffer de smaak was.
Als mama dan, in volle winter, de soep een fijner smaaksken wou geven, trok ze een paar takjes eraf, en verpulverde die bij de prei. Ze had naast het hekken ook een paar doorlevende  franse selder staan voor in de sausen, die was wat sterker van smaak.
We hadden in de serre ook een sierstruik laurier staan. De bladeren daarvan werden gedroogd  en hingen in een lijnwaden zak onder de schouw. Tijm ( thijmoes ) stond daar ook in de geburen maar deze bleef onaangeroerd. De takjes werden maar geplukt als het nodig was en direct verbruikt. Veel andere soorten kruiden werden niet geplant want mama had liever alles gewoon zoals ze zelf smaakten en ongekruid.

Ajuin

Als de ajuinen en de sjalotten droog vielen, werden ze binnen gehaald en op tabaksmatten in de serre gedroogd. Als ze nog voldoende lis had-den, werden ze daarmee samengeknoopt,  en aan de wasdraad gedroogd. Ze werden dan in grove jutezakken op een koele plaats in de kelder bewaard

Erwtjes en bonen

Als de tijd kwam dat de erwten en de bonen rijp vielen, werden die in de serre op grote tabakmatten gestrooid. Na een paar dagen drogen konden ze worden gepeld. De erwten werden dan op de tafel op hoopkens  gestrooid,  en iedereen die er was,  werd voor een stapel aan het werk gezet. De erwtepeulen waren zo broos geworden ,dat ze, bij het minste drukken, reeds uiteen vielen, en de erwtjes in het stramijn vielen. Bonen waren iets koppiger, en daar moest ge werkelijk, bij sommige soorten, de boontjes eruit halen.

Boerentenen (een soort grote bonen),  dat ging dan weer gemakkelijker en ge had veel rapper een groten hoop,  zodat het rapper gedaan was, want onze spelen stonden te wachten, tot als elk zijn portie gedaan had.

 

Inleggen in zand

Wortels bleven op het land staan tot het de eerste dagen eens begon te vriezen. Er werd een ruime hoeveelheid uitgedaan en van hun aarde ontdaan. Het loof was voor de beesten.  In de kelder stond er altijd een bak met zand,  daar kwamen ze dan in terecht. Ze werden schuin gelegd en de toppen werden met zand bedekt.  Hetzelfde gold voor de prei. Hier werd het teveel aan loof in den tuin gelaten want de beesten lustten dit niet. Een portie voor een paar dagen werd dan in het zand bewaard.

Eetrapen voor in de hutsepot die bleven staan, maar de bieten voor de beesten werden in een kuil in de tuin naast het hekken bewaard. De voorkant werd afgedekt het een bundeltje stro. Bij de boeren werden ook hun patatten in afgedekte kuilen in de grond bewaard.
Zo, de kelder was gevuld, de lange winter kon beginnen. Maar het waren wel een paar weken van intense arbeid geweest.