Bijenhouders zult ge in een stad weinig tegenkomen en toch bestond er in de jaren twintig een groep, die zich met het houden van bijen bezighield. Het waren meestal mannen, die een grote tuin met fruitbomen hadden, en in de directe omgeving van de stad woonden. Wij hadden thuis een bijenhok met een zestal kisten en onderaan stonden een paar oude strooien bijkorven.
Door hun constructie waren de kasten interessanter voor ons, als leergierige kleuters. Zo wisten we dat we niet moesten gaan voetballen juist tegen het biekot, zoals we dat noemden. Dat was een houten optrekje met een eternieten golfplaten dak. Een deur sloot alles af. In de winter was er geen beweging te zien, maar eens de zon een paar dagen scheen, zagen we uit de verschillende openingen een druk verkeer van aan en af vliegende bijtjes. Als ze toekwamen waren hun poten dik opgezwollen van het witte stuifmeel. Ze landden op het kleine plankje dat voor elke opening uitstak. Ze gingen direct naar binnen, terwijl er andere buiten vlogen.
Als we dan in den tuin de eerste krokussen zagen, krioelde het errond van bijen die de eerste stuifmeelkorrels wilden ophalen na een lange winter. Wat er binnen allemaal gebeurde wisten we niet. Als de appelaars uitgebloemd waren kwamen verschillende leden van de vereniging samen. Met drollige beschermende kostuums uitgerust trokken ze goed afgeschermd naar dat biekot. Wij mochten niet mee, want de bijen zouden ons zeker hebben aangevallen.
Ze hadden rookpijpen bij, waar ze langs achter papier instaken, en door het blaasbalkje te bewegen, kwam vooraan uit een toot (tuit) dikke rook wolken. Die bliezen ze eerst rondom en dan in de opening vooraan. De bijen die buiten waren keerden weer en binnen viel alles stil.
Ze openden het deksel van de kast en keken of er nog beweging was. Nog een spuit rook daarover, en na een poosje werd een raat uitgetrokken om te zien hoever het stond met de oogst. De buitenste waren nog maar half gevuld. De raten werden van de bijen ontdaan met een houten mes en in een bassin gelegd. Hoe meer naar binnen toe, hoe donkerder ze gekleurd waren en meer bijen er nog opzaten. De raten werden langs beide zijden door een stevige schok van de bijen ontdaan, en zo ging het verder de hele korf door. Nu werden er nieuwe voorgevormde raten in hun plaats gestoken. En na een uurtje of twee werd door de bijenbevolking het oude leventje terug hernomen.
De raten vol met honing werden dan in de keuken uitgeslingerd en in bokalen gedaan. Voor de winter werd er soms nog een tweede keer honing geoogst, maar dan werd er speciale suiker bijgezet, opdat de bijen in de winter eten zouden hebben. De wasraten werden gesmolten tot was. Die werd dan gebruikt om de meubels te cireren.(boenen).