Als men in dien tijd moest bloemen hebben om zijn woning op te fleuren dan had men wel een paar bloemisten in de stad. Voor ons was dat van weinig tel, want we hadden van alle soorten staan in den hof.
De meeste mensen hadden wel een paar bloempotjes staan met een paar geraniums in. En waar er oude vrouwen hun koffieklasj hielden stonden er ook nogal eens ‘kattentongen’ voor het raam. Bij de burgerij was het asortissement wel een beetje groter.
Maar een trouwboeket, of bloemen voor een begrafenis, die moest ge gaan kopen in een winkel op den Kalottenberg. Daar waren altijd bloemen, zelfs als het vroor dat het kraakte. Rozen in alle kleuren stonden er op den toog, maar van die klein witte bloemekens die moesten dienen als vulsel. Van de grote ruikers stonden er verschillende vazen. Die namen weten we niet meer maar het waren toen dezelfde die ge er nu nog ziet. Ja tot zelfs orchideeën, maar ’t schijnt dat die toen stukken van mensen kostten. Aan den anderen toog stonden de kunstbloemen en die maakte Fientje zelf van fijne zijde en dunnen groene ijzerdraad. Ze was er bekend voor, en ze was niet te duur. Ze stonden prachtig geëtaleerd in de verschillende soorten van vazen.
Er waren van die vazen waar maar één bloemke in kon, maar daarnaast waren er, waar ge nen helen karrenbak in kreeg. Bij de porseleinen stonden er veel soorten van eenvoudige tot fijnbewerkte, en kunstvolle gesculpteerde, witte en kleurige, en dat voor alle gelegenheden.
Vooral haar, van witte chrysanten opgemaakte, kronen waren geschikt om met Allerheiligen de graven te versieren. Dan stonden de bloempotten met van die dikke bolle witte chrysanten tot op den trottoir vóór de deur. Op haar handkar stonden de kleine dikke struiken. Maar dat duurde niet lange of ze waren allemaal weg.
In het putje van de winter was er niet veel beweging in den winkel, want de bloemen moesten dan van verre komen uit de serres, en ze waren veel te duur voor de gewone mensen.
Rozen waren er het hele jaar door, in alle kleuren, maar de meeste keus was er in de rode. De meiklokskens luidden het nieuwe seizoen in. De tengere bloemekens, omgeven door een paar blaadjes, stonden dan te pronken in de etalage.
Van als de zonne drie dagen scheen, stonden in den winkel al de gegalvaniseerde vazen vol met de zachte kleurende anjers of liever de ‘pluimkens’.
In den zomer en op het afgaan van het jaar was het echter al dahlia’s dat de klok sloeg. Maar er bestonden er dan ook in alle soorten en kleuren.
In den uitkomen, als ge moest patatten planten, dan moest ge uw plantsoen bestellen, maar daarvoor hadden we in onze geburen Remiken Flip. Hij woonde op de Vesten, maar zijn kwekerijen en serres waren aan de Pachterstraat. Daar in zijn serres kweekte hij verscheidene soorten planten en klein struikgewas. In den uitkomen was het één ganging van de mensen met een klein hofken. Ze kwamen van als het zonneken een paar dagen scheen d’ eerste bloemekens halen. Eerst een paar struikjes viooltjes en enkele sleutelbloemen, en ze plantten nog de ajuinen van de gladiolen op een warm hoeksken tegen een muur. Hun salvia’s bestelden ze nu al, want het was elk jaar hetzelfde, als ze kwamen waren ze allemaal weg. Tussendoor onderhield Remiken ook nog hier en daar een groten tuin van nen sigarenmaker in ’t stad.
Aan de ‘Zonnebloem’ had men een bloemist, die niet anders had dan dahlia’s, van die kleine struikjes van maar ne kloef hoog, tot deze waar men zich gemakkelijk kon in verstoppen, en dat in alle kleuren, met fijne bloemblaadjes en ronde pomponnekens.
Wij hadden in onze serre ook van alle soorten bloemen staan, maar ze telde toch meer om onzen tuin tijdig te voorzien van alle soorten groenten. Op de hoeken stonden altijd de geraniums. In het midden stond een rhodondendrum en in zijn seizoen was dat één bloem. Maar als hij, op ‘t einde van ’t jaar begon zijn bladeren te verliezen, moesten, we altijd maar met den borstel rondlopen. Krokussen en tulpen waren tere planten voor bij ons, want bij ons zijn ze altijd afgevroren, of was het omdat den hond ze besproeide? Zodat we er geen meer plantten. Mama hield liever van salvia’s en zelfs een perk met oranje stinkerkens ontbrak niet. Aan de kant van den bergaf zette ze geregeld haar donkerrode dahlia’s. Overal tussen de struiken vond men een wilde bos hyacinten. Maar wat ge niet moet zaaien, de lieve netels, die groeiden overal.