Constructeur

In de Penitentenstraat, rechtover ’t klooster van de arme Klaren, was het groot magazijn van Waterinckx. Daar vond men alles wat ne smid kon nodig hebben, alle soorten platte latten en U-ijzers en winkelhaakijzers, en platen in alle dikten en maten. Maar als het koper was moest dat eerst besteld worden en dat duurde dan een paar dagen voordat het aankwam. Dat brachten ze dan met hunnen camion, een occasie uit den oorlog. Maar voor zo een werk voldeed hij nog, ’t was immers nooit niet ver, hoewel hij meer in panne stond dan reed. De zoon was een verwoed knutselaar en hij lag liever op zijnen rug onder nen camion, dan met een proper kostuum in de winkel te staan.
Beneden de Denderstraat waren ze op een zeker moment een hangar aan het optrekken voor een nieuwe garage. Nadat de metsers een dikke muur van wel twee stenen dik zo een drie meter hoog hadden gemetst en hun stellingen er nog stonden, kwam vader Waterinckx zelf de maten nemen van het ijzeren gebinte dat het dak zou schragen. Hij ging naar zijn magazijn terug en ’s anderdaags lagen daar vlak voor zijn deur stapels L-ijzers van verschillende maten. Op een papier stonden verschillende maten en een schets van hetgeen het moest worden.
Cyriel , den meestergast, had de grote ijzerschaar buiten gezet en gaf zijn instructies. Als we ’s noenens onzen omweg langs daar maakten was er al ’t één en ’t ander te zien. IJzeren latten van verschillende maten lagen op stapelkens tot op het midden van de straat. Nu zouden ze beginnen met gaten te persen, zei hij. En hij ging achter de schaar staan die stond opgesteld op een paar houten joeffers. Over den hefboom hadden ze een dikke buis van wel twee meters gestoken . Eén van de gasten nam een L-ijzer en stak het achteraan in de schaar. Na een beetje over en weer geschuif en gemeet, werden er een paar arrettekens vastgevezen zodat al de andere ijzers op dezelfde maat hun opening zouden krijgen.

Constructies

Cyriel, een zware vent, trok ne keer aan den hefboom en hij liet voorwaar nen grote vloek horen en trok toen nog eens uit volle macht. Er volgde een hevige knal en ’t gat was gemaakt. Vader Waterinckx had samen met zijn zoon op de straat met krijt zijn tekening nog eens op maat getekend en het pas geboorde ijzer werd daar op zijn plaats gelegd.
Als we na ‘t school weer voorbijkwamen begonnen we reeds een vorm te zien. En waren een paar gasten bezig met alles met boulons (schroeven) aaneen te vijzen.
’s Anderdaags ’s noenens stond dat gebinte voorlopig op zijn plaats in de Denderstraat. Om het te controleren, hadden ze een dik zeel onderaan geboden met een katrol aan. De ouden zwaren camion van ’t werk waren ze aan het opdraaien, tot hij nen halve meter boven de grond hing. En om zeker te zijn deed de zoon hem nog draaien ook, zodat het eens flink daverde. Maar er bougeerde niets. ’t Was sterk genoeg. Ze hebben het gebinte terug afgebroken. Voor het werkhuis op straat hebben ze het dan geriveerd (met rivetten verbonden). Ze hadden een smidsvuur buiten geïnstalleerd en nen leerjongen mocht aan de ventilateur draaien. Daar werden de rivetten gloeiend rood gemaakt in ’t smidsvuur. De gast liep met zijn lange tang dan gauw naar de plaats waar ze moest komen en stak de gloeiende rivet erin. Énen gast hield een zware blok eronder en den anderen gaf er maar met zijnen zwaren hamer kloppen op. Op het einde nam hij een ander gereedschap bij: een chasse noemde hij dat, en zette het over het stuksken dat er nog uitstak, gaf er paar motten op, en daar was nu een schonen ronde kop te zien. Ondertussen waren anderen op verschillende plaatsen ook bezig. ’t Was een hele bende en nog altijd maakten er sommige gaten en riveerden anderen voort. Het heeft verschillende dagen geduurd. Op een dag was het gedaan, en waren ze bezig alles met de hand naar de Denderstraat te dragen. Het waren heel grote gebinten en met een man of acht ging dat. Het was maar een klein honderd meter ver. Ze droegen één voor één de geraamten binnen en zetten het direct op hun plaats. Ze waren toch zo slim om van vanachter te beginnen. De metsers hadden hun stellingen laten staan, want ze moesten er nadien nog t’ één en ’t ander doen. De toekomstige garagist was ne keer komen zien, en hij was eraan voor meer dan nen bak bier. De verschillende traversen werden direct aangesloten maar die werden alleen met vijzen aaneengezet.
Toen ze halverwege waren kwam de camion met de gegalvaniseerde platen, en direct van op de camion werden die op hun plaats gezet . Eén voor één tussen het gebinte door, eerst op een paar stapelkens en dan met de speciale vijzen werden ze vastgemaakt aan de verschillende dwarslatten. Het verdonkerde van langsommeer. Wel een geluk dat er in de nok glazen voorzien waren, en die konden dan nog opengedraaid worden van aan de poort, zodat het er in de zomer niet te warm werd.
Het heeft hoop en al, zeven à acht weken geduurd voor dat het werk af was.
Er is daarna nog nen entrepreneur gekomen met een betonneuse, en die heeft den vloer gegoten, hij had wel zijn best gedaan maar na een tijd zijn er barsten in gekomen. Maar hij was niet zo gelijk genoeg ne meer en een paar jaar later heeft hij er dan een echten vloer ingelegd. En de muren in het wit gekalkt. Van voren aan de straat heeft hij eerst een groot ijzeren rolluik gehangen en hij moest elke dag wel een kwartier draaien om hem op te krijgen. Later heeft hij er roldeuren aangehangen en kon de poort nu gemakkelijker dicht.