Ook op deze trappen lag een loper, maar die eindigde aan de laatste trap. Achter de eerste deur was een schone grote kamer. Het dak was schoon afgewerkt en de schuine balk ermee in verwerkt tot een soort nis. Hier gaf een groot dakvenster voldoende licht. Meer dan een groot dubbelbed met twee nachttafels en een paar stoelen stond er niet in. Dat werd later de slaapkamer van Lieven en Albert. De kamer ernaast had een groot raam dat uitzicht gaf over ‘’t stad’. Dit was onze slaapkamer. In een kast aan de deur lagen al onze spullen, zelfs een kleerkast was er in. Op ons nachttafeltje stond een wekker en op het mijne was er voldoende plaats voor boekjes en mijn bril. Want, reeds van mijn 11 jaar moet ik zo een hebbeding dragen.
Het licht moesten we uitdoen met een koordeken, want toen was er al elektriciteit. Maar dat was te kort en we moesten elken keer rechtstaan om dat uit te doen. Toen we later knopen konden maken hebben we er een langer koordje aan geknoopt.
Het bed stond met zijn kop tegen de muur met ernaast elk zijn stoel. Op de houten geschilderde vloer lag een tapijtje aan elke kant van het bed.
Een grote zolder mogen we het niet noemen. Maar hij was groot genoeg. Hij was volledig gepleisterd. Hij had twee grote dakvensters. Als de wieg eens niet gebruikt werd moest ge die hier zoeken en evenzo het kinderpark. Er stond ook nog onze eerste ‘kindervoituur’, één op grote wielen.
Op een tafel dicht bij de schouw stonden zakken met gedroogde appels en selder.
Aan een kant tegen de muur hingen strobloemen te drogen. Om hun kleur te bewaren werden ze afgedekt met grauw papier (bruin emballage papier) verder nog resten van behangpapier en potten met restanten van verf.
In een hoek aan de schouw was nog een zolderdeur in het plafond. Maar deze was bijna niet bereikbaar. Ten andere, er lagen geen planken op de kepers zodat het plakwerk bloot was. Er lag dan ook niets op.