Een van de vervelendste werkjes, die een moeder moest doen, was het ‘kousen stoppen’. Nadat de kousen gebreid werden, moesten ze, reeds vlug na een intensief gebruik door de rakkers, hersteld worden.
Hier of daar was er een teen doorgekropen. ’t Ergst vanal was, dat dan de rakker in dit gat met zijn vingers had zitten draaien en keren, zodat dit gat geen gatje meer was maar een groot gat. Een geluk, geen van ons heeft zweetvoeten.
Na zijn wasbeurt kregen de kousen allemaal hun plaats in de kousen-mand naast de schouw. Op een namiddag raapte mama dan al haar courage bijeen, schoof haar klein kerkstoeltje voor het venster, zette haar voeten op het bankske en begon dit vervelende karwei. Eerst werden ze gesorteerd, kous bij kous, en elk aan een inspectie onderworpen. Niets, dan werden ze samengetrokken en apart gelegd. Was er een gaatje in, dan werd dit hersteld. Omdat ze de kousen zelf breidde, had ze wel voldoende overschot, om deze met dezelfde wol te herstellen. Eerst werd het gat in de lengte overbrugd in evenwijdige banen,met een naald zonder scherpe punt, en dan kruiselings, met op en neer steken, het gat gedicht. Viel het gat in het zichtbaar deel dan werd er gemaasd, zodat zelfs een keurder het niet meer vond. Maar dat vroeg meer tijd. Er bleven soms een paar over, die niet meer te herstellen waren, wel die dienden dan maar als poetslap, of om de stoof op te blinken vooraleer in de voddenzak te verdwijnen. “Profijtig zijn is ’t huishouden!”, was haar devies.
Kousen breien was een veel plezantere bezigheid, en dat kon gebeuren, als de tantes eens overkwamen, dat ze daar zaten te breien met hun drieën, dat ge alleen het getik van de naalden hoordet. De tassen warme koffie werden langzaam koud. En de koekjesdoos werd leger en leger. Elke keer dat ze moesten veranderen van naald werd eens aan de zoetigheid geknabbeld en dan was het weer van tikke, tikke, tik.
Dan plotseling was er dan één die de stilte doorbrak met een –“ Apropos, wist ge dat …”- en dan was het gesprek weer op gang. Tot het tijd werd voor de schoolgasten. Of dat de tanten eens op de horloge keken en er dan een schreeuw liet horen:- “ Wat, is het al zo laat “ dan werd er haastig afscheid genomen en verdwenen ze rechtdoor de trappen van de Oudenberg op.