Goede houtsoorten voor een boog hadden we in de tuin voldoende staan. Met de snoeischaar werd dan een geschikte tak afgeknipt en van zijn schors ontdaan. In een baksken in het waskot staken altijd verschillende soorten koorden. Na zoeken, vonden we wel één, die lang genoeg was. Eerst werd er één kant goed geknoopt, zó, dat de koord niet meer kon verschuiven, en dan, voor de rest moesten we minstens met twee zijn, om dan den boog te buigen en de koorde sterk vast te knopen. De beste koorden waren de storekoorden (geweven koord), omdat die niet uitrafelden. De pijlen knipten we uit de jonge scheuten van sommige struiken. Maar we moesten eerst aan mama vragen, welke we mochten hebben, want er waren ook bloemen bij. Achteraan de pijl maakten we een inkeping om beter op de koord te houden en we konden beginnen. Op de dikke linde werd er dan een roos getekend met krijt. en op het baantje werd een meet gemaakt. De eerste schoten volgden, en er waren er, die soms eens raak schoten. Maar hoe straffer de boog gespannen was, hoe verder hij schoot. Na zo een voormiddag schieten, waren we het al beu, en volgde er wat geruzie. Het gevolg was dat alle bogen in beslag werden genomen en in de serre belandden. Gedaan voor vandaag.