Een van de meest gewaardeerde vermaken was, met de zelfgemaakte karrekens, koers houden op een van de vele bergskens af. Hoewel we ze een naam van karreken gaven was het heel eenvoudig een planksken met vier geïmproviseerde wieltjes. Van het moment dat het maar reed, zagen we daarin een wagentje. We hadden geluk dat papa nogal eens naar het voddenkot ging. Telkens had hij toch iets mee ofwel voor hem of voor de kinders. Zo heeft hij een keer een helen hoop wieltjes meegebracht. Het waren geleiderwieltjes, die van de ijzeren weg kwamen, en bij vervanging zo bij de voddenman lagen . Daar kwam zelfs een kapot fietsje vandaan ,dat ,na onder papa’s handen te zijn gepasseerd , er als nieuw uitzag , en ‘t heeft nog jaren meegegaan.
Met die wielkens hebben we veel karrekens gemaakt, maar voor de planksken daar hebben we veel moeten voor zagen, tot mama aan papa zei –“ Alé, toe, zaagt daar eens een paar plankskens. Als hij dat gedaan had, heeft hij er dan ook maar de wieltjes aan gevezen. Met een gaatje, voor een koordje, was het een beste speelgoed. Nu konden we onze fantasie laten gaan. Er werd zelf aarde mee vervoerd en stenen, en brrrr was niet uit de lucht, want de camions moesten veel lawaai maken om vooruit te komen.
Toen we groter waren hebben we er zelfs met drie wielen gemaakt die ge kondt besturen en op zitten als ’t bergaf was.