Een ander spelleken uit die tijd was ‘kasjkasj’. Eerst uitleggen hoe het ineen zit. Elk had een stok van zo een halve meter, een dikken duim dik, van voor en van achter een beetje afgerond en geschild met ons zakmes. De kasj was een stuk stok die langs beide zijden aangescherpt was. Die werd gelegd met een punt over een klein putje.
Als ge nu op die punt met uwen stok slaat, springt deze omhoog .
En als ge handig waart kondt ge er een lap op geven dat hij meters ver wegvloog. De kunst was nu zo ver mogelijk te komen, ofwel een zeker doel te treffen. Er waren ook verschillende varianten. De afstand naar het doel dan werd afgemeten met de stok van een speler.
Als ge nu op die punt met uwen stok slaat, springt deze omhoog .
En als ge handig waart kondt ge er een lap op geven dat hij meters ver wegvloog. De kunst was nu zo ver mogelijk te komen, ofwel een zeker doel te treffen. Er waren ook verschillende varianten. De afstand naar het doel dan werd afgemeten met de stok van een speler.