Elke jongen had een paar koperen stuivers in zijn zak (dat was geld dat al lang uit de omloop was.). Er werden twee meten getekend met krijt en om de beurt moest elk een aantal stuivers naar de meet schieten (gooien). Op de lijn was prijs, maar ge moest wachten tot op het laatst want ze konden nog altijd uwen pee wegschieten. Diegene die het meest op de lijn had, was winnaar. Als er gene waren was degene die de dichtste bij de lijn lag de winnaar. En dat werd met een strooitjen gemeten.
Kalleken schieten was daar een andere variant van. Op een stopselhout werden de munten opgezet en met de dikke stuiver werd er naar ge-gooid. Wie de kalle trof en zijn stuiver dichts bij de centen lag had die als prijs. Maar die spelletjes mochten wij thuis niet spelen.