Toen we nog heel klein waren werd de afwas reeds niet meer in de arduinen afwasbak gedaan, maar in een emaillen teil.
De vuil jatten en teljoren werden telkens op het kastje naast de afwassteen neergezet op stapelkens. Daarnaast stonden de potten en de pannen. Alles werd opeen gezet om plaats te maken voor het bassinsken.
Het warm water kwam van de moor op de stoof. Daar werd eerst enkele brokken soda bijgedaan, uit het bakje onder de steen, om te smelten in het hete water, en dan werd er koud water bijgedaan tot ge er uw vinger kon in houden. Naarmate de afwas vorderde werd het water kouder zodat er soms warm moest bijgedaan worden. Er werd meerdere malen per dag afgewassen. Afspoelen was er in den beginne niet bij. Maar later kwam er een tweede teil bij met lauw water. De immer natte schoteldoek werd eerst uitgewrongen. Het werk kon beginnen.
Er was een strenge volgorde: eerst werd het glaswerk gewassen en gespoeld, dan volgde het gleiswerk, de borden en de tassen, nu kwamen lepels vorken en messen op hun beurt, waarna de aluminiummen potten en zware pannen de laatste waren.
Alles werd op een rek gezet om af te druipen. De keukenhanddoeken hingen aan een haakje van de hank. Echte lijnwaden handdoeken: wit met rode vierkantjes. Op den tip was een lus om op te hangen.
De oudsten mochten dan afdrogen, en de volgende wegzetten in het onderste deel van de keukenkast. De potten kuiste mama zelf af met de schoteldoek en ze zette ze direct op hun plaats, boven haar kop, op de hanken.