Apotheker

Terwijl op den buiten de dokters zelf hun medicamenten voorschreven en afleverden, mocht dit niet in de stad. Daar waren er een paar apothekers werkzaam.
In de bovenstad was dat in den tijd René Breckx, vooraan in de Vredestraat. ’t Was er van oudsher niet alleen een apotheek maar ook een ‘Drogist.’
Twee vitrines omlijstten de deur. De zulle (dorpel) van blauwen steen (arduin) was in het midden ferm uitgesleten van den ouderdom en het vele gebruik. Ge waart er nooit alleen, en het rook er altijd erg naar medicijnen.

De apotheker

Een  mooie gesculpteerde houten en  met tekeningen versierde fijn geslepen glazen schutting  verdeelde de ruimte in twee, links door een glazen dubbeldeur was het rijk van den apotheker.  Op een verhoogje stond den pillendraaier altijd in keurig witte kiel voor zijn werkbank uit zuiver wit marmer. Een klein koperen baskuultje stond beschut in een glazen kastje. Met er vlaknaast kleine koperen gewichtjes en de kleinste waren maar een dun vierkantig stukje koper. “Waar in letters het gewicht op stond, dat waren de grammen.” legde hij ons dan ook eens uit.

Flessen van de apothekerErnaast stond een groter exemplaar met daartegen keurig op een rij de grotere  blinkende koperen gewichtjes. In het midden van het raam was een klein doorgeefluik. Vlak boven den apotheker zijn kop brandde altijd een straffe lamp, die weerkaatste in zijn kale schedel.  Achter hem was de hele muur voorzien van schabben, en daar stonden witte porseleinen bekers en glazen bokaaltjes, waar in vreemd schrift  (gotisch) moeilijk te lezen namen stonden, op sommige hingen grote doodskoppen op. Onderaan, achter de smalle deurtjes, stonden de verschillende soorten flessen. De lege flesjes stonden voor hem onder zijn werkbank. In de verschillende schuiven lagen de voorschriften netjes geklasseerd.

Als we van bij den dokter een papierken voor een medicament hadden meegekregen, moesten we dat bij den apotheker gaan halen. Bij het binnenkomen luidde een zware bel, die op de deur met een ijzer vaststond. Maar Laure was er toch altijd, en als mama erbij was, moest ze alles weten over het reilen en zeilen van de bende. Ze was niet nieuwsgierig, maar wilde toch alles goed weten.

En ze nam het papierken uit uw hand en gaf het door een glazen raamke aan den apotheker. Die keek er eens naar, en lei het naast de andere. Als het een medicament of een zalf was die hij niet moest gereed maken, keek hij in een paar schuiven en reikte dit medicament over aan Laure.  We hadden geluk, want als het moest gereed gemaakt worden, was het van ‘wachten’. In de kleine ruimte van zijn afdeling waren tegen de etalage een paar stoelen en die zaten altijd vol met wachtenden, zo dat het maar was van ‘blijven staan’. Maar als Laure  dacht dat het te lang zou duren, zei ze,  dat we het tegen twaalf uur moesten komen afhalen.

Op het afgesproken uur stond het dan meestal klaar, en konden we er mee naar huis. Anders maakte hij het dan direct klaar. Op het puntje van zijn neus stond een bril, maar hoe het kwam dat hij er niet afviel weet ik nu nog niet. Hij bekeek het papiertje en automatisch nam hij een velletje papier, en lei het naast het broze baskuultje.

Dan draaide hij zich om, en uit de vele potjes met vreemde namen, en witte  bokaaltjes, grabbelde hij er één uit. Met een houten scheppertje deed hij er een beetje van op het schoteltje van  het kleine balansje.  Tot het lichtjes doorsloeg en dan krabde hij nog een beetje erbij, of  schepte het eraf tot het juist genoeg was, dan stopte hij het schommelen met een hefboompje. Het werd in de grote witte faience vijzel gedaan.

VijzelHet volgende poeder werd even zorgvuldig en secuur afgewogen  op hetzelfde schoteltje en zo tot alles juist was. Om zich niet te vergissen zette hij altijd de flessen links van het baskuultje. Na nog een controle, stampte hij er even met zijn stamper in en roerde het allemaal goed doorheen. Op een papiertje maakte hij zijn vijzel leeg, vouwde het samen, en gaf hij het door  het venstertje aan Laure.  Daar was het in goede handen, want nu begon haar delicate werk. Eerst goed mengen met een benen spatel,  en nog eens, en nog eens, en dan op het werkblad openspreiden en verdelen in gelijke vakjes, elk gelijk.  Het in kleine pakjes doen, en hoe ze dat in een handgreep vouwde, was voor mij altijd alsof ze toverde, zo snel dat het ging.

Als het capsules (ouwels) waren die moesten ingenomen worden, werden die in een ijzeren plaat elk op zijn plaats gestoken, de ene soort in de éne helft, en de andere soort  in den  anderen helft. Als alles gevuld was met zijn medicament werd het ijzer toegevouwen en eens goed aan gedrukt. Nu alles in een klein kartonnen doosje,   enkele nota’s werden  erop geschreven  met een aniline potlood en we konden naar huis.  (aniline potloden gaven een violet schrift, en kon niet worden uitgewist )

De naam van ‘Pillendraaier’ komt van een andere soort bewerking. De verschillende ingrediënten werden secuur afgewogen en samengevoegd waaronder één product, dat goed kleefde. Alles werd op een afzonderlijke arduinen plaat goed gemengd en gekneed tot het een droog deeg werd. Dan kwam het op een bepoederd metalen plaatje, waar groeven in waren er kwam een tweede bovenop, en dan maar die twee overeen duwen, en draaien tot alles in kleine ronde bolletjes gedraaid was.

Als het vloeistof was zette hij eerst de fles klaar. Uit de verschillende flesjes werd één voor één de hoeveelheid genomen in een apart bekertje en daarna bij juist gewicht in de grotere fles gedaan. Als alles klaar was werd het eerst nog eens goed geschud en op het etiket werd een volgnummer aangeduid. Als er een doodskop op stond, moesten we het zeer voorzichtig meedragen naar huis, en daar zette mama of papa het direct in het medicijnkastje in de kleine keuken op het bovenste plankje.

Den anderen helft van de zaak was veel eenvoudiger. Een groen geverfde toog met een onafscheidelijke koperen baskuul met zijn gewichten. Aan de boord hingen de papieren zakken volgens grootte.
Laure, de zuster van den apotheker, die daar schuin over, naast de poort van het  ‘Vleeshuis’ (stadhuisafdeling) woonde, deed de zaken van de drogisterij. Ze stond altijd achter haar toog, in een witte schort met lange mouwen.  Als ze een poosje tijd had, vouwde ze de dunnen velletjes papier gereed, om er straks de medicamenten in te wikkelen.

De pilletjes maken en de cachetten vormen was haar hoofdbezigheid.

Drogist

De muur was volledig bezet met houten laden en schabben, elk voorzien van witte etiketten, met een koperen knop om ze vast te nemen. Daarin staken verschillende soorten van thé en andere kruiden. Er was op een kant een kastje waar de eenvoudige medicijnen lagen. Als ge een doosje poederkens ‘De Mann’ of ‘calmant Martou’ moest hebben, werd dat daaruit genomen, en zo waart ge snel  weer buiten. Of het nu een fles voor de valling was of iets tegen de luizen,  dat stond daar allemaal. Moest ge verf hebben om uw kleren een ander kleurtje te geven, dat stond in een  hoge kast achter den trap die naar boven leidde, en waar eeuwig en drie dagen, een paar dozen op stonden met schoensmeer, zogezegd omdat er geen ander plaats meer was. Verder was het een gekrioel van bakken en zakken, want in een drogisterij kondt ge van alles hebben.

Kruidenladen

Achteraan in de grote zaal waren grote bakken met kleurstoffen, andere met kristal soda en zeeppoeders.  Als ge nu moest gelen oker hebben om uw witkalk een beetje een zonniger kleur te geven, dan trok Laure er blindelings naartoe. De juffer bestelde daar op een andere weegschaal en in grote stevige bruine papieren zakken.

Daar stond in het midden de grote kachel, die het geheel moest verwarmen. Veel voorverpakte artikelen waren er toen nog niet, want de mensen wilden toen nog zien wat ze kochten.

Door de glazen deur zagen we de verschillende ‘Dame Jeanne’s ‘ in hun ijzeren mande, met verschillende soorten vloeistoffen met acides (zuren) en oliën,  naast andere in een wijmen  korf,  staan.

Maar daar  heerste de grote hond. Hij blafte niet veel, maar als ge in de geburen kwaamt,  toonde hij eens zijn gruwelijk gebit.

Hoewel het ’s middags zogezegd gesloten was, en de deur op slot was, moest ge maar op de koperen knop van de bel duwen en een paar seconden later stond Laure voor u, even gedienstig als altijd, met een lichte glimlach op haar gelaat.

Doodshoofd