Opleggen in zout

Princessen (staakbonen)

Als de prinsessen rijp vielen, werden ze geplukt van de hoge staken waar ze tegenaan opgroeiden. In een patattenmande werden ze dan in de keuken gebracht en in een kuip grondig gewassen. Op een handdoek werden ze dan uitgespreid en halfdroog op de blote tafel gelegd. Eén voor één werden ze dan gebroken en als er een draad aan was, werd die dan verwijderd. Het was een peuterwerk dat maar niet vooruitging. Als er genoeg was voor een grote ketel werden die dan maar in water zonder zout zacht gekookt.  Sommige soorten moesten wreed lang op het vuur staan, en dan was het, in de anders koele keuken, nogal eens erg warm.
Ze werden dan, laag per laag, afgewisseld met keukenzout, in een Keulse pot of tobben geschikt. Tot bijna vol en dan werd er een houten plankje opgelegd met een steen erop. Het kookwater werd dan over het geheel gegoten tot het goed ‘oversopt’ was. Om ze te gebruiken moest er een portie uitgeschept worden, en dat werd dan verschillende keren ververst van water om het zout er toch een beetje uit te krijgen. Maar eenmaal ze definitief in mama’s handen kwamen, werden ze weer smakelijk met de gepaste saus erbij.

Snijboontjes

Snijboontjes werden ook zo behandeld. Na goed wassen werden de grote peulen gesneden in kleine reepjes, met de hand was dit een zeer vervelend karwei. Tot papa eens op een foire (handelsbeurs) een toestelletje zag dat dit zeer eenvoudig maakte. Hij heeft het direct meegenomen en bij de eerste gelegenheid werd het dan ook gebruikt. Het was een reuze succes,  zodat er de volgende jaren meer snijbonen werden geplant.

Rode kool

De rode kool werd met het broodmes van de steel gesneden, vanuit den hof direct in het waskot gebracht en van zijn buitenste blaren ontdaan, die waren voor de schapen.  In een emmer werden ze grondig afgespoeld en dan kwamen ze op de kleine tafel in de grote keuken. Met dat groot broodmes werden ze eerst in twee, en dan elk stuk, in wel honderd duizend fijne snippers versneden. Ze werden in een emmer water met een scheut azijn geworpen. Als de kool zo helemaal versnipperd was, werd de legen test uit de kelder gehaald, en goed af- en uitgewassen. De kool werd met een verzijp, uit den emmer gevist, en in den test gelepeld.  Dan volgde een laagsken keukenzout en dan weer een paar scheppen rode kool, tot alles op was. Als den tobben nog niet vol was, werd er in den hof een tweede rode kool gehaald, een kleinere was misschien juist gepast. En de rest was voor morgenmiddag goed. En het snipperen kon herbeginnen. Als de tobben tot op enkele centimeter van den boord vol was, werd halt gehouden.  Alles werd nog eens goed samengeperst, en dan volgde het vullen tot den boord met het roze spoelwater. Daar kwam dan een planksken op, met een flink gewassen steen, zodat alles goed onder bleef.
Zo was er weer wat voorraad aangelegd.  De savooikolen en kabuizen werden ook zo klaar gemaakt, maar op verre na niet in zulke hoeveelheden,  want ze waren niet zo geliefd door de kinderen, en mama had ze ook niet zo graag, maar het was eens een afwisseling in de winter.