Vieruurtje

Om vier uur stipt was het den vieruren boterham. Als mama haar kop door de achterdeur stak en eenmaal riep “Eten!”, dan was dit het signaal: “onmiddellijk alles laten staan, en direct naar binnen lopen.” Even met de voeten op de voetmat trappelen.  De handen kregen een vluchtig schrobben van water, maar oppassen, want er was toch altijd een oude wonde, die moest ontzien worden. De handen werden aan de handdoek afgedroogd, en binnen liep elk  recht naar zijn plaats.
Daar stonden de stapels boterhammen reeds te lonken naar de uitgehongerde bende.
De geleipot ging van hier, naar daar, tot mama hem pakte, om eerst een boterham voor de kleineren klaar te maken.
Hier was weinig afwisseling in het menu, want confituur was zeer geliefd. Er waren ook zoveel soorten, maar onze meest geliefde was de ‘kriekenconfituur’.
“Wat is het verschil nu tussen confituur en gelei?” :  Confituur is gemaakt van het hele fruit, dus, daar zijn brokskens fruit in, zoals krieken en pruimen, en gelei is gemaakt van het sap zoals appel en zeem of stekelbessengelei.
In de tassen werd eerst de boterham gesopt en daarna werd ze leeggedronken en weer volgeschonken in volle stilte.
Als er dan toch één aan tafel gekomen was, die zijn handen niet schoon genoeg waren, moest hij alles laten liggen en eerst de handen grondig wassen. Amaai, als dat dan eens een algemene inspectie uitlokte, dan moesten we, allemaal, eerst terug naar de pomp, en dan, na een ernstige controle, mochten we daarna weer gaan verder eten. Dat kwam zo een paar keer per jaar voor, bijzonderlijk als er sprake was van een epidemie van griep of andere kinderziektes. Eens het eten in de mond, werd er verder gespeeld. Tot het tijd werd voor het avondeten.