Spelletjes: Hoepelen

hoepelenEen van de favoriete spelen was het hoepelen.
Met een lange dunne rechte tak werd er een ronde band gemaakt en die werd dan met een dun koordje goed vast geknoopt. Die lieten we eerst eens bergaf lopen en als het een goede was, die rechtdoor bolde, dan werd hij in gebruik genomen door de jongsten. Zo moesten er eerst meerdere gemaakt worden vooraleer wij eigenlijk en eindelijk konden spelen.
Dan was het van, wie het rapst tot aan het hekken kon. Bergaf ging dat zonder moeite, ge moest uwen band zelfs afremmen om te kunnen volgen. Maar bergop was het zwaarder, ge moest uwen band dan telkens vooruitslaan ,en zien dat hij in de goede richting bleef bollen, en niet omviel, want dan waart ge verloren. De langste benen wonnen gewoonlijk, maar af en toe lieten we eens een kleinen winnen, want anders gingen die binnen gaan zagen, dat ze niet mochten meedoen.


Volgend artikel: Fluitjes

Spelletjes: Fluitjes

Ik wou toch nog eens proberen een fluitje te maken, zoals papa er voor ons had gesneden, en we er nadien met tientallen hebben nagemaakt. We hadden op een talud een vlierbessen struik staan, die leverde ons het geschikte materiaal. Als negen of tienjarigen hadden we een mes uit de keuken weggeritst en konden we met onze experimenten beginnen.
Er werden verschillende takken van de grote struik afgebroken. Maar onhandig als we nog waren gebeurde het. Bij het afsnijden van een eindje hout, schoof het mes uit en… “Aai! “ , weerklonk het, en er verscheen een kleine druppel bloed aan mijn middenvinger. Rap dat eraf zuigen, maar weer was er een druppel en dan angstig naar binnen want het begon erg te pikken en roepen naar mama. Stil kwam ze tevoorschijn, zei niets maar ging met mij naar de klein keuken, onder het fameuze kastje hield ze halt . Ze opende het en nam het gevreesde bruine flesje met ‘teintuur d’jod’ eruit, drenkte een vodje erin en dopte dit dan op mijn middenvinger. Gekerm en geschreeuw en dansen van de prikkelende pijn, was het resultaat. Nog een keer afvegen en het bloeden scheen gestopt. Een stukske verbanddoekje met een beetje zalf kwam op de miniwond terecht, daarover legde ze een doekje, en wond er verschillende keren mijn ongelukkige vinger in. Het eind scheurde ze in twee en knoopte, die eindjes dan samen rond mijn hand.
Een kusje genas, en verloste mij van de pijn. D’ anderen waren mee komen kijken en becommentarieerden het gebeuren. Nadien hebben we eerst niet meer voortgedaan, maar ’s anderdaags konden we ons niet meer houden, en hebben dan met papa’s hulp toch ons fluitje gemaakt.

 

Spelletjes: Meikevers

In den uitkomen kwamen, na een moment van enige warme dagen, de meikevers te voorschijn. Dan zat elke jongen met een stekskens doosje in zijn broekzak. Er waren er van alle soorten, mulders en melkboeren, naargelang ze min of meer grijs waren. We hebben vele keren ’s morgens vroeg op tocht geweest om ‘preekheren” te vangen. Speciaal aan de hagen of aan de lindebomen waren ze te vangen en ge moest dan rap zijn want eens de zon op, was het voorbij. Het viel ook voor dat we er ’s avonds vingen. Als het donker was, en het licht brandde kwamen die op het licht af en vlogen ze tegen de ruiten en dan moest ge maar het raam openen om hem op te rapen want ze waren een beetje versuft. Papa heeft er zo veel voor ons gevangen.

meikevers

Hem vast grabbelen en dan in een leeg stekskens doosken steken en dat in de warmen broekzak. Er werd een paar blaadjes bijgestoken voor zijn eten.
Menige huisvrouw heeft toen vruchteloos naar haar naaigaren gezocht, want het hoorde nu bij het speelgoed. Met een knoop werd het garen aan één van de achterpoten geknoopt en dan werd hij op de rug van de hand gezet en zie eensklaps gingen de schelpachtige vleugels open en hoep hij was de lucht in. Diegene die het langst in de lucht bleef was winnaar.

 

Spelletjes: Balspel

De bal in onzen tijd was meestal van mousse, zeer sterk, en ging alleen kapot doordat den hond er soms mee speelde en die dan met zijn tanden brokken uittrok. Maar ook dan nog werd er voetbal mee gespeeld. De goal was meestal een paar perelaars die op een paar meter vaneen stonden.  Alles ging goed tot er een doelpunt gemaakt werd en dan was er normaal ruzie. Met veel kabaal werd er toen gelijk gezocht bij mama of papa met het simpele gevolg dat de bal op de kast werd gelegd en het spelleken uit was. Om dan een afleiding te hebben moest er dan iets naar den winkel gehaald worden en na de terugkeer was alles vergeten .

 

Spelletjes: Marbels

E-mailAfdrukkenPDF
marbels (knikkers)Er waren ook andere seizoensgebonden spelen zoals marbelspel (knikkeren). Wij hadden verschillende soorten marbels: de eenvoudigste waren deze van gebakken aarde in verschillende doffe kleuren,  maar waar als ge er te hard met een glazen schieter tegen aanschoot, vielen er soms stukken af. Die marbels moesten in een getekend rondeken liggen.  Iedereen die meedeed legde er een gelijk aantal in.  Dan werd afgepot om te zien wie er mocht beginnen. Vanaf de meet (lijn) moest ge dan met de dikkere glazen marbels de kleine marbels uit dat rondeke schieten. Er waren kereltjes bij die daar zeer goed mee weg konden en den anderen zijn beste schieters konden afspelen. Want telkens dat ge er een uit het rondje schoot was die van u. Wee, als uwen schieter in dat rondeke bleef, dan moest die blijven liggen en was het een beste doelwit voor de tegenpartij.  Er waren daar ook verschillende varianten op.
Knikkeren met de marbelsIn de plaats van glazen marbels hadden we ook de ‘boeleketten’  dat waren witte gebakken stenen bollen van zo ‘n twee centimeter dik. Maar dat was dan meer voor de groteren. Er werd eerst een klein bolleken ge-gooid en dan moest men zijn boeleket zo dicht mogelijk erbij gooien.
Elk had minstens twee boeleketten. Maar men mocht ook deze van den anderen weg ketsen en daar ging soms geweld mee te pas. Afmeten van de dichtstbijzijnde ging soms met een schoenmaat of twee in de lengte of in de breedte, of met een koordeken. De dichtste had gewonnen
Er werd daar zeer hard mee gegooid en ‘amai’ dat venster dat in de weg stond.

 

Spelletjes: den top

Een van de winterspelen was den dop of top. Gemaakt uit zacht lindehout, voorzien van een ijzeren pin, 
topwerd hij aangedreven met een storekoord.  Aan de koord die niet uitrafelde werd aan het einde eens gelikt en dan op den dop gewikkeld tot aan de bovenste meet. Dan werd de koord die daar een knoop had, tussen de wijs en middenvinger vastgehouden, en met een uitworp op den grond gegooid. De kunst bestond erin deze lang te doen draaien er werd een grote handigheid vereist. Ge kondt bovenarms kappen,  of onderarms wat een verschil gaf aan de draaitijd. Maar bovenarms was gevaarlijker, want als men eens te hard had gelikt, bleef hij soms hangen aan de koord en was dan een gevaar-lijk projectiel. Hoe harder er tegengetrokken werd, des te langer bleef hij draaien, tot hij als een ‘zatte pee’ omviel.
Met een wipje kondt ge uwen dop op uw handpalm laten draaien.
Onderlinge rivaliteit dreef de vaardigheid ten top. Met een speciale punt werd er soms een krijgerspel gespeeld en moest men den anderen zijnen kapot kappen, terwijl hij aan ’t draaien was,  wat soms ook lukte. Tranen als gevolg. Specialisten hadden daarvoor een speciale punt die scherp eindigde.
Maar meestal ging het er vriendschappelijk aan toe en mochten de ruziemakers niet meedoen.

Spelletjes: kasjkasj

KasjkasjEen ander spelleken uit die tijd was ‘kasjkasj’.  Eerst uitleggen hoe het ineen zit. Elk had een stok van zo een halve meter, een dikken duim dik,  van voor en van achter een beetje afgerond en geschild met ons zakmes. De kasj was een stuk stok die langs beide zijden aangescherpt was.  Die werd gelegd met een punt over een klein putje.
Als ge nu op die punt met uwen stok slaat, springt deze omhoog .
En als ge handig waart kondt ge er een lap op geven dat hij meters ver wegvloog. De kunst was nu  zo ver mogelijk te komen, ofwel een zeker doel te treffen.  Er waren ook verschillende varianten. De afstand naar het doel dan werd afgemeten met de stok van een speler.