De mens en de kunstenaar

Jan DE COOMAN werd geboren te Zandbergen op 4 augustus 1893. Hij overleed er op 11 juni 1949

De familie DE COOMAN behoorde tot de beste stand van het landelijk dorp, Zandbergen. Jan was de vierde en jongste zoon uit het gezin. Zijn vader was, als schoolhoofd, een man van plicht en geweten, streng en rechtvaardig. Hij was een goed mens. Zijn moeder was een vrome vrouw. Zijzelf stamde uit een kunstenaarsfamilie en was zeer kritisch aangelegd.

 

De kinderjaren van Jan De Cooman verliepen tussen de geurige einders van de Zandbergse meersen, het spiegelende Denderwater, de wijde hemel met drijvende wolken, het ruisend riet en de roep van de koeien in de groene vlakten. Daar ontsproot en groeide het wonder van de eigen persoonlijkheid. De schetsen en schilderijen uit die tijd worden heden nog ten zeerste gewaardeerd.

Jan had een oom, Jan HEYLEMANS, professor aan de Academie te Sint-Gillis-Brussel. Deze was zelf een begaafd kunstschilder. Hij slaagde erin vader De Cooman te overhalen om zijn zoon Jan naar de Academie voor Schone Kunsten te sturen ten einde er de lessen in de schilderkunst te volgen.

Constant Montald was één der professoren die hem de zin voor ritme, de gevoeligheid van een arabeske en de kracht van de plastische expressie aanleerde. Alle eerste prijzen in de Academie werden door de leerling-schilder weggekaapt.

Hij was pas afgestudeerd, toen, op zijn 21ste verjaardag (4 Aug. 1914), de eerste wereldoorlog uitbrak. In die sombere periode legde hij zich inzonderheid toe op het schilderen van interieurs en portretten. Uit die tijd dateren talrijke potloodschetsen en pentekeningen en vooral de schilderijen van die gezapige oudjes en typische dorpelingen.

Hij knoopte inmiddels kennis aan met mejuffrouw Klara FLAMEE, dochter van een welgestelde handelaar te Geraardsbergen, huwde in 1920 en vestigde zich op de Oudenberg te Geraardsbergen. Het mooie landhuis op de berg biedt een enig uitzicht op de Dendervallei met de oude stadskern. De wisselende weersomstandigheden waren als zovele inspiratiebronnen voor de jonggehuwde kunstenaar.

Er ontstonden contacten met personen uit de hoge burgerij, waaronder een groot-industrieel, die Jan De Cooman onder zijn bescherming nam en trachtte hem bekend te maken in het buitenland.

Bezorgd om den brode en om zich een vast inkomen te verzekeren, aanvaardde hij de betrekking van tekenleraar in het Sint-Catharinacollege en in het Sint-Jozefinstituut te Geraardsbergen. Het uurrooster belette echter de jonge kunstenaar zich uit te leven in zijn artistieke betrachtingen. Rond 1930 zegde hij zijn leraarstaak op om zich ten volle aan de schilderkunst en het etsen te wijden.

Vol ijver werkte hij om de techniek op punt te stellen voor het verwezenlijken van etsen. Hij vervaardigde zelf een drukpers naar eigen ontwerp en weldra ontstonden zijn eerste etsen: “Lemen Hutje”(1925), “Ouderling”, “Hutje onder de Appelaar”, “Oudjes” en nog andere.

De behaalde resultaten en de aanmoedigingen van zijn bewonderaars gaven hem de nodige zelfzekerheid en hij ontwierp een serie van 10 zichten van de stad Geraardsbergen (1927). De 25 exemplaren van deze reeks waren op zeer korte tijd uitverkocht en een nieuwe serie van 10 andere zichten van de stad zag het levenslicht (oplage: 50 exemplaren – 1929).
Omstreeks 1926 werd hij bevriend met Dokter A. VAN DER SCHUEREN, een befaamd chirurg. Deze zag in hem een talentvol kunstenaar en hij belastte hem met het opluchten van zijn studio met de “Fabels van La Fontaine”.

In opdracht van zijn dorpsgenoten van Zandbergen schilderde hij, voor de parochiekerk aldaar, zijn eerste kruisweg (1927).

Met de wagen, waarin hij een verwarmingssysteem naar eigen ontwerp ingebouwd had, trok hij de Vlaamse Ardennen in om de pittoreske hoekjes in hun wintertooi te borstelen.

In 1933 ontwierp hij, in Averbode, een reeks van zes etsen van de abdij, en daarbij, afzonderlijk, een “Mater Dolorosa”. Deze serie mag als een toppunt van technische vaardigheid beschouwd worden.

Portret Valerius DE SAEDELEER (JDC)Ondertussen maakte hij kennis met Meester Valerius DE SAEDELEER te Etikhove. Overtuigd van de technische vaardigheden van Jan De Cooman als etser, gaf de Meester hem de opdracht verschillende van zijn doeken onder de vorm van ets te reproduceren (6 in zwart-wit en 3 in kleur).

In 1935-1936 zien twee kruiswegen het licht: een voor de kerk te Steenhuize en een voor de kerk te Sint-Lievens-Esse.

In diezelfde periode, en onder drang van zijn sprankelende inspiratie, werden talrijke doeken en etsen vervaardigd.

Na de bevalling van het negende kind en tevens negende zoon, overleed zijn echtgenote, zijn ruggesteun en morele bijstand (1937). Alleen hard werken redde hem van de totale ondergang en hierdoor kon hij het moordend leed te boven komen. De schilderijen en etsen uit die periode zijn de getuigen van zijn radeloze gemoedsgesteltenis.

kleurets Zijn zoeken naar meer geperfectioneerde etsen bracht hem tot een nieuwe techniek: het etsen in kleuren.
Zijn eerste kleurets, “Lente”, ontstond in 1939. Daarna volgden er meer.

Hij kreeg ook een nieuwe opdracht voor een kruisweg (Eeklo,1939).

De tweede wereldoorlog brak uit met al zijn narigheden. De kunstenaar hertrouwde en ging met zijn gezin naar zijn geboortedorp wonen waar hij zijn intrek nam in het ouderlijk huis.

Door de oorlogsomstandigheden en omwille van zijn minder goede gezondheid werden zijn verplaatsingen praktisch onmogelijk. Meer en meer werkte hij in zijn atelier.

Na de tweede wereldoorlog was zijn gezondheidstoestand er niet op verbeterd en hij bleef in zijn atelier werken. In die periode ontstond o.m. “In Mei” (1947), ets die de internationale prijs wegkaapte op de Triënnale van Milaan.

Op 11 juni 1949 gaf hij de geest in zijn woning te Zandbergen. Zijn stoffelijk overschot werd ter aarde besteld op het kerkhof van zijn geboortedorp.


Overgenomen uit “Jan De Cooman en zijn werk” van Gaston De Knibber.