Elektrische wasmachine en strijkijzer

DE ELEKTRISCHE WASMACHINE

Elektrische wasmachineZolang we geen elektriek hadden, kon men maar dromen, en horen vertellen van de elektrische wasmachine. Toen we in 1927 eindelijk stroom hadden, was een van de eerste aankopen, een wasmachine. Met zijn houten kuip had ze dezelfde nadelen van de gewone houten kuip, maar ze werd snel opgevolgd door een koperen kuip. Later werden ze ook voorzien van een vuur voor kolen of hout. Van toen af, was niet alleen het wassen veel gemakkelijker, ook het vermoeiende droogwringen werd gemakkelijker, want er stond een wringer opgemonteerd. De gekookte was werd rechtstreeks in de machine gesleept over een houten brug vanuit de douche. En na zijn twintig minuten draaien was alles klaar. Met een stok, werden dan stuk voor stuk met den hendel door de wringer gedraaid. Het water gutste eruit en als het niet meer te warm was, kon men het zelfs in zijn plooi vouwen. Het was een van de mooiste ontwikkelingen, die we hebben meegemaakt. Later heeft papa de wringer vervangen door de essoreuse. (elektrische droogzwierder).

ELEKTRISCH STRIJKIJZER

Elektrisch strijkijzerEn korte tijd later werd ook het elektrische strijkijzer een zeer gewaardeerde uitvinding.
Jaren heeft dat strijkijzer dienst gedaan. Verschillende keren werd het snoer vervangen, want den elektrieken draad kwam bloot uit zijn katoenen weefsel.
Mama had grote schrik van die draad en er moest direct een nieuwe meekomen vanuit ’t stad. Er waren toen nog niet zoveel elektriek winkels.
Zelfs de weerstand is eens vernieuwd, maar dat had bijna zoveel gekost als een nieuw ijzer. De gewone ijzers werden stilaan verhuisd naar een hank in de kelder. Ze zijn later geheel beroest bij de voddenman beland.

Een bad nemen

oen we nog zeer klein waren was het elke zaterdag avond‘bad.’ Winter of zomer, hetzelfde decor:

badkuip

De houten kuip werd in de grote keuken op een driepikkel gezet, en op de cuisinière werd in een grote koperen marmiet regenwater van de pomp, heet gestookt. Daardoor was er in de plaats ook een gezellige warmte. Met een klein galvanisé emmerken werd dan de houten kuip gevuld en met koud water op temperatuur gebracht. De oudste werd het hemd en lijveken over de kop gestroopt, broeksken uit en dan als eerste in bad gezet. Op de hoek van een grove handdoek werd er met een stuk harde zeep ‘Palmolive ‘of ‘Cadum’ wat gewreven, tot er schuim gevormd was. Daarna werd elk plekje van ons lichaam net geschrobd, werkelijk schrobben, want die handdoek was nogal ruw. Dan werd de hoek van den handdoek eens uitgespoeld en de zeep weggewreven. Op de wijmen van de stoel werd een handdoek gespreid en vanaf de kuip werden we, spartelend, rechtstreeks op de stoel getild.
Bij het afdrogen hielpen we zelf al een deel, want de volgende moest dan snel de kuip in. Als het water te koud werd, werd er nog een half emmerken heet water bij gedaan.
Eens afgedroogd, volgde de verse tabbaard, en mochten we in de klein keuken in de zetel aan het vuur gaan zitten. Als alleman gewassen was, werden de vuile kleren gesorteerd. Ofwel mocht de witte was nu in de kuip trekken, of werd in de wasmand gegooid tot de maandag.
Na een kruisken, begon de processietocht naar ons bed.
Als het bitter koud was, mochten we een baksteen, die op de lange buis van de stoof opgewarmd was, in een handdoek gewikkeld, meenemen naar bed. Daar werden ze op de gepaste plaats gelegd: juist aan ons tenen, zodat we goed ineengetrokken, met onze voeten in onzen tabbaard gedraaid, er juist tegen aan kwamen. De dekens over onze kop getrokken en maar een klein openingsken om te ademen. Een paar minuten later waren we reeds verkocht en in dromenland.
Na een lange staat van dienst werden de te zware houten kuipen vervangen door gegalvaniseerde bassins. Ze waren veel handiger in gebruik, maar zelfs met warm water erin, voelden ze toch heel koud aan. En telkens voelden we, bij contact, een koude rilling door ons lijf gaan.
Toen werd er reeds gedacht om de ruimte onder den groten trap om te bouwen tot een ‘badkamer’. Er werd een oud allesbrandertje in gemonteerd en daarvoor werd er een schouw gemaakt in de enen hoek vlak naast de deur. Toen werd het water nog verder op de cuisinière verwarmd. Wanneer het kacheltje zijn beste tijd gehad had, werd het door een waterwarmer vervangen (zie badkamer).

Watervoorziening

Water was er voldoende, regenwater hadden we in een grote citerne onder de vloer van het washuis. De grote gietijzeren pomp leverde in drie vier slagen een grote halve emmer water.
In de serre was ook nog een citerne met een pompje, maar dat was nauwelijks voldoende voor de planten.
Aan de kant van de straat, tegen den hoek van de keuken, hadden we een gegalvaniseerde regenbak. Deze stond gemonteerd op een stenen verhoog van een halven meter. Met de grote kraan was direct een emmer vol. Dat was gemakkelijk, want de ‘badkamer’ was daar maar twee stappen van verwijderd.

waterputVoor het drinkwater was het anders. Er was er wel voldoende maar op 25 meter diep. ‘t Was lekker goed van smaak en als het vers opgehaald was, zeer koud. Als het een nacht in de witte geëmailleerde emmer stond zag men op den bodem een beetje ijzermaal, en dat was goed, want het gaf ijzer aan uw bloed. (beweerde men). Achter de serre stond buiten de waterput. Onder een zware houten bovenbouw werd water opgehaald. De grote trommel draaide door een zwengel, met behulp van tandwielen. Zodanig dat de ene emmer omhoog kwam met water in, en tegelijk ging de andere lege emmer naar omlaag. De emmers waren loodzwaar, want het waren nog houten emmers. Per dag werd er reeds van in den voormiddag water gehaald. Met twee lege geëmailleerde emmers, werd om water gegaan. Weer of geen weer papa of mama moest erdoor. De emmers werden dan onder de afwasbak in de koelte gezet.
Naast de steenput stond een ‘mijt’ (stapel) met gekloven hout. Dat was juist van lengte voor den douche. Een stuk oude roofing dekte het af tegen de regen. Soms werd er van Grimminge uit de kloefenfabriek een karre houtblokken geleverd, gewoon snoeihout hadden we voldoende. Het opstapelen vroeg een doorzicht, zodat de stapel recht bleef staan, en toch het kophout zoveel mogelijk naar buitenstak.

Pasen

De kerkelijke feestdagen waren zoals een gewone zondag met naar de mis gaan en verder was er weinig of geen verschil, op Pasen en Kerst-dag na. Natuurlijk kwam ook de klokke met Pasen. Om het niet te moeilijk te maken kwam de klokke maar alleen in de voorpeloese en ‘s morgens heel vroeg voor wij op waren.
Aan de voet van de dikke Linde en rond het brugsken waren de meest verkozen plaatsen om haar eieren te deponeren. Ze werden zeer opzichtelijk geplaatst, zodat alleman rap alles vond. Ze werden voorzichtig in een eiermandje gelegd en binnen werden ze dan eerlijk verdeeld.
Op een keer was er één eitje tekort. Dadelijk werd de tweede zoektocht georganiseerd en resultaat was, niks. Geen ei te bespeuren. Wat ons toen opviel, was, dat Fanny al een hele tijd niet meer te zien was. Toen we hem vonden in de serre, was  hij nog zijn lippen aan het aflikken en dat duurde nog een heel tijdje. We moesten dan maar besluiten dat hij ook recht had op een eitje, en och arme, we hadden er toch genoeg. De volgende dagen hebben we ons part dan ook maar eerlijk met hem gedeeld, zodat hij soms meer had dan wij, als hij zijn ronde gedaan had met bedelen. En dat kon hij goed.  Hij kon zo meewarig in uw ogen kijken, en een komedianten gezicht zetten, en aan zijn lippen lekken,  dat ge meer dan onmenselijk hardvochtig moest zijn, om hem ook geen beetje te geven. Als ge hem dan een broksken gaaft,  was het een beet en slok alles was verdwenen. Maar als ge hem dan een stuksken tussen uw vingers toereiktet , kon hij daar minuten lang aan zitten likken. Hij had er zo een deugd van. Soms wilde hij wel eens proberen met zijn kleine tandjes er wat rapper aan te geraken, maar dan volgde een tik op zijn neus, en ging hij wijselijk verder met likken. Zelfs als er niets meer was likte hij nog.
Veel meer dan een paar halfgrote chocoladen eieren waren er nooit geweest. Van paashaas en ander gespuis was nog geen spraak. Bij de kinderen uit de geburen waren het een paar met suikerij gekleurde kippeneieren. Maar iedereen was gelukkig en content.

 

Kerstdag

Met Kerstdag werd er naar de nachtmis gegaan door papa en mama. Tante Zoë ging mee, en  tante Linneken kwam dan bij ons waken. Wij waren al uren aan het slapen. Ze zette zich aan de stoof in de zetel, keek wat in de gazet, en werd wakker als papa en mama terugkwamen van den dienst. Commentaar werd er in sourdine (gedempt) gegeven. Tante ging dan met tante Zoë naar huis over den berg.

 

Nieuwjaaravond

Nieuwjaaravond was het telkens wafels eten bij de tanten. De hele bende trok dan in de vooravond op stap. Goed gekleed tegen de kou met nog een dikke gebreide sjaal rond onze oren de trappen op. Toen onzen nonkel Arthuur  ook eens meeging was het in de vooravond een beetje beginnen smoeselen (regenen) en met een kouden noorderwind was het al op sommige plaatsen glad. Van ‘thuis blijven’ was geen spraak. Goed ingebunseld trokken we dan op. We hadden kousen over onze schoenen getrokken omdat dat dan minder glad was. Nonkel Arthuur  die toen zo een 18 jaar moet geweest zijn was haantje de voorste en hij riep :- “ zo moet ge dat doen “ en waarlijk stapte hij gezwind de trappen op. Maar aan de voorlaatste had hij een slippertje en een groten bonk. Hij bleef versuft een beetje groggy liggen. Toen papa zelf wankelend op het glad-de ijs hem rechthielp zagen we in het halfdonker een paar dikke builen op zijn voorhoofd. Op gemak werd er verder getrokken , de zeer gladde kassei werd zorgvuldig gemeden. Het heeft lang geduurd, maar we zijn dan toch bij de tanten aangekomen. ’t Ergst van al was dat die wel alles gereed hadden staan maar het niet geriskeerd hadden om den deeg te beslaan. Want met zulk een weer kunt ge nooit weten of ze komen of niet. Gelukkig brandde de stoof goed en alle miserie was rap vergeten, uitgenomen die paar dikke builen. De ingrediënten werden gemengd in de grote soepketel en bij het vuur geschoven. Na een half uur, of was het meer, werden de eerste wafels gebakken. Maar wij, wij waren al verkocht.
Voor ons had tante Linneken boven op hun logeerkamer alle matrassen op de grond gelegd en als er beneden een begon scheef te zakken op zijn stoel, of zijn armen onder zijn en kop stak, werd hij voorzichtig naar boven versast en op de grote slaapvloer bij de anderen gelegd. Wafels hebben we niet gegeten. Waar de rest heeft geslapen weet ik ook niet. Wij, we sliepen. Goed ingerold in een donzige deken.
’s Anderdaags was het immers nieuwjaar.

Nieuwjaar

De nieuwjaar was altijd eenzelfde routine. Opstaan, uw vers hemd dat mama had gereed gelegd aantrekken, en uw schoon zondagskostuum aantrekken. En half uitgeslapen en al geeuwend een “gelukkig nieuwjaar“ wensen. Ook mama was nog een beetje uit haar lood. ’s Middags was het een eenvoudig etentje, want deze namiddag moesten we bij bompapa onze nieuwjaar gaan wensen. Een ongezellige bedoening met al die grote mensen, waarvan ge u niet mocht verzetten of met iets spelen en die nooit eens naar u wilden luisteren. Alleen bij ons mama en papa mochten we iets vragen en dan was het nog van “houdt u ne keer stil” en “zijt braaf! “. Als de koffie en taart van de groten op was moesten we onzen nieuwjaarsbrief aflezen en o wee als ge bleeft haperen. Van mijn peter kreeg ik dan een geldbriefje toegestopt en het was al van:-“ de volgende”
Nee gezellig was het voor ons niet. Ge kondt niets doen dan maar staan te staan, stoelen waren er niet genoeg en dan waren er altijd die voorkropen. Opgelucht konden we snel naar huis in ons geliefkoosde keuken en er ravotten.

Tweede Nieuwjaar

De tweede nieuwjaar was het met den trein naar Zandbergen.
Van op de berg naar de statie was voor onze kleine beentjes een flinke wandeling. Ook in het station was het wachten vermoeiend. Zitten konden we niet, maar ook niet spelen, want het was van:-“ Hou uw manieren en blijf hier bij mij! . Want wat zouden de mensen zeggen.”

Ondertussen had papa zijn ticketten genomen en mochten we op den trein. Die stond daar toch al te wachten.
Stoomlocomotief
Tussen de wagons stegen stoomslierten op. Het was er aangenaam warm. Er werd voor een wagon van vóór gekozen, omdat dat in Zandbergen het best was om af te stijgen. We hadden een coupé voor ons alleen. Op de houten banken stonde hier en daar kentekens in gegrift met een pijl door en een harteken rond. Mama zette haar kabas op den hank boven haar hoofd. Het loonde de moeite niet zich van overjas te ontdoen. Papa haalde zijn gazet boven en keek even naar zijn zakhorloge en knikte, toen stipt op uur het fluitsignaal ging, en  het gevaarte vertrok. We moesten ons snel neerzetten, want in de wissels werd de wagon nogal wat heen en weer geschud, tot we eindelijk in het open veld terecht kwamen, daar was het een rustig wiegen. De telefoondraden gingen op en neer.
Op een zeker moment konden we door het venster de laatste wagon zien meerijden in de bocht. Dan werd het een gekrijs van de remmen, en met een harde schok, stopte het gevaarte. Buiten was het een lopen en gaan van drukke mensen, die allen diep ingeduffeld recht naar de uitgang stormden. Nog zo een paar halten en dan zei mama :- “ Het volgende is Zandbergen !”. Sommigen waren te vroeg opgestaan, en moesten zich vastgrabbelen om niet te vallen, zo bruusk was het remmen geweest. Papa deed de venster open met die leren riem, en als de trein goed stilstond, deed hij de deur langs buiten open. Hij stapte eerst uit ,en dan werden we eruit getild en op den grond neergezet. Mama was de laatste. We werden van de trein weggehouden, want die zette na een fluitsignaal weer aan. We lieten hem maar gaan, wij waren ter bestemming. De kaartjes werden allemaal aan een bediende met een kepie afgegeven.
We gingen samen langs het station naar buiten.

 


Externe foto’s (getoond in nieuw venster):

In groep trokken we naar bompapa en bommama . Die woonden in dezelfde straat, een paar honderd meter verder, in een mooie villa, over de beek.
Bommama stond ons, goed ingeduffeld, al op te wachten  in het midden van de straat. Toen ze ons zag keek ze keurend naar elk van ons en deed teken aan mama dat we er flink uitzagen.
De begroeting binnen was hartelijk. Nonkel Homère en nonkel Jaak zou-de binnen een kwartierken er ook zijn, want zij kwamen via Ninove.
Bompapa zat neven de stoof, en zei niet veel, maar zijn goedluimse blik was een verademing. Familie De Cooman in Zandbergen

Het middagmaal was een van de fijnste keuken,  en de tafel in de eetplaats werd op haar langste uitgeschoven. Elk kreeg zijn plaats aangeduid, en moest op zijn stoel gaan zitten, voor de twee witte borden met een gouden randje. De zware lepels en vorken wogen als lood in onze handjes. Drie verschillende glazen stonden er voor, en in het midden van de tafel stond een vaas met enkele gedroogde bloemen. Als er bij waren die niet hoog genoeg zaten, werd er een of soms twee dikke boeken uit de bibliotheekkast genomen, en daar mochten we dan gaan op zitten.
Een geluk dat er nooit énen een accidentje heeft gehad.
Mama en de tanten hielpen snel wat mee in de keuken. Het was er echt een geroezemoes.  De allerfijnste geuren hingen in de lucht,  alleen ajuin rook men niet, want bommama was er telkens ongemakkelijk van. Nu zou men zeggen dat ze er allergisch voor is, maar toen waren ze nog zo slim niet. Na het kruisteken werd de aanval op het beste van het beste ingezet. Men ondervond dat bommama een licentiate was in kookkunst, wat in haren tijd zeer zeldzaam was.
Aan de tafel heerste onder het eten dezelfde discipline als bij ons thuis : “Zwijgen!”.   De borden soep  met krakerkens werden leeggelepeld .
Een flink stuk rosbief , waar het sap zo uitstroomde werd door bompapa met een grote vork met maar twee tanden, en een groot mes in fijne lapjes versneden. Mama hielp mee bedienen en elk kreeg een portie. Dan volgden de prinsessen en de bloemige aardappels. Met een lepeltje saus werd alles overgoten. Dan deden de groten hun ronde en nonkel Jaak en allen sneden het vlees van de kleineren. Dat was nu eens een familiefeest. Felix en Gaston van nonkel Jaak werden bediend door tante Rosa en tante Josefien.
Het dessert bestond uit zelfgebakken geleitaarten, met een tasje koffie uit het schoon servies met een porseleinen koffiekan met gouden biesje. Er werd nu veel gebabbeld om de schade van daarstraks in te halen. Elk jaar rond 4 uur was het de nieuwjaarsbrieven aflezen.
We werden met onzen brief op een rijtje gezet en begonnen vanaf de jongste. Toen we hem later een zelf schreven, moest die feilloos afgelezen worden, en dan, na afgave, werd die aan het zeer kritische oog van Bommama onderworpen. Ze zei nooit dat het slecht was, maar wel dat we sommige woordjes eens beter moesten leren schrijven. Vooral op ezelsoren was ze niet toegeeflijk.  Ze was streng, maar had een hart van goud.
Tegen dat het donker werd, moesten we naar huis terug met den trein. Nu waren het de lichtjes, die ons begeesterden, die rode en groene en zelfs geloof ik dat er blauwe bij waren. We waren rapper in Geraardsbergen dan we dachten, en nu begon de tocht, rechtop, naar den berg. We waren zo moe, dat we zelf naar ons bedje vroegen, maar het was heerlijk geweest.
Een paar jaar later zijn we er met de auto naartoe gereden.
Onze eerste auto

 

Verjaardag

Omdat er zoveel verjaardagen vielen, werden die in het algemeen heel eenvoudig gehouden. Er werd wel eens iets gezongen van ” Lang zal hij leven!”,   en bij het middageten werd er wel een stuk taart op tafel gezet. maar het was toen nog niet zo commercieel uitgebuit.  Champagne, en al die dure spullen, werden alleen maar gedronken bij echte feestvieringen zoals een Plechtige Communie.

Plechtige Communie

Bij mijn Plechtige Communie was de feest grotendeels verbrod, doordat we om 3 uur nog naar de Vespers en Lof moesten in het College, en de principaal had maar één eigenschap, hij kon alles zolang uitrekken tot ge er in slaap bij vielt.
De hele voormiddag hadden we in de kerk doorgebracht. Eerst om half zeven was er de gewone mis, en dan mochten we naar huis lopen, den berg op, en vlug iets binnenwringen, want om half negen was de schonen dienst met veel praal en herhaalde gezangen en een preek, die nogal een tijdje duurde, ik geloof niet, dat hij ‘amen’ kon uitspreken. Maar denk niet dat ge dan vrij waart, ook op het Communiefeest was het studie tot 12 uur. En dan pas waart ge vrij.  Ja, vrij tot drie uur, de andere zondagen was dat maar tot 2 uur, dan was het eerst studie vóór de vespers, en om 5 uur terug studie. (dat is een verhaaltje voor later)
Allé, we waren dan toch thuis om vier uur, en dan konden we ons plaats aan de tafel komen innemen. Zodus was de uurregeling voor die dag om 12.30 u konden we voorgerecht eten en soep. Dan naar de vespers en om 4 uur als het wel ging waren we werkelijk vrij. Dan werd er eindelijk aan echt eten gedacht.
Alles verliep naar wens en de schuimwijn en champagne werden vlot gedronken. Onzen Pol – die met mij zijn plechtige Communie had gedaan – vond dat lekker. Het smaakte immer naar nog, en na een uurtje was het van dat: overgeven en ziek. Ze hebben hem dan maar versuft in zijn bed gestopt, hij is die dag niet meer op toneel verschenen. Ik, had reeds opgemerkt tot wat drinken kon leiden, dronk ook, maar het was meer proeven van alle dranken.
Atelier: Plechtige Communie Pol en EmielDe tafels stonden opgesteld in papa zijnen atelier. Alle stoelen werden samengeraapt en waren van dienst. Het schoon servies werd de eerste keer uit de kast in de kleine keuken gehaald,  en verder aangevuld met borden en glazen van bij de tanten. Twee hele wasmanden vol. Alles werd mooi geëtaleerd op de echte damasten tafellakens.
De ‘kokkesse’  (kokkin), nogal een dikke, van op den Buizemont , diende op en werd daarin bijgestaan door mama. Het voorgerecht werd op applaus onthaald, het was iets met vis, zalm, geloof ik. Iets wat toen zeer zeldzaam was, maar zeer fijn met garnaaltjes gegarneerd. (spijtig want ik lustte geen garnalen) De soep werd opgediend in echte stenen soeptrienen, en met een faience soeplepel op uw bord geschept. Spijtig dat die nog eens durven druipen, en natuurlijk was het ik die prijs had. Op mijn mouw van mijn nieuw kostuum dan nog, een dikke druppel. Algemeen alarm en in de keuken is het er dan met vers water uitgewassen. Gelukkig zaagt ge er nadien niks meer van. Toen ik weer op het toneel verscheen, leek het of er iets gebeurd was. Allen zaten met een vreemden trek om hun mond,  en de soep was nog nergens aangeraakt. De kokkesse werd er bijgehaald en ze proefde ook: “ Daar moet ik het fijne van weten “, zei ze, “ik heb die ketel om een beetje uit mijnen weg te zetten, daar onder den hank gezet.”  Verklaarde ze, en ze ging voorop om het te tonen.  En ja, dat kon, maar waar ze in haar haast niet op gelet had ,was,  dat daarboven aan den haak de vers gekookte asperges hingen, om uit te druipen.  Er werden een paar druppels van geproefd, en ja het was die smaak, die de soep bedorven had. Het was misschien de eerste aspergesoep. Ze is toch maar niet uitgegeten en ze hebben allemaal dan nog wat moeten wachten om verder te eten. Tot ik weer thuis was. De hoofdschotel waren verschillende soorten groenten waaronder de genoemde asperges, opgediend in een grote ovalen schotel , met  kroketten en het vlees van een zelfgekweekt lammetje. Dat was zo zacht en mals als boter. En lekker dat dit was. Iedereen heeft er meermaals van genomen. Zodat mama al angst had dat er niet genoeg zou geweest zijn. Aja, met die soep minder hadden ze allemaal nog groteren honger, want het was reeds met die vespers, al na de vieren geworden. De katten en den hond hebben moeten content zijn met een paar velletjes. Als dessert volgden de gekende mattentaarten en veel geleitaarten van krieken en abrikozen. Opgediend op de schone teljoortjes van tante. De koffie kondt ge van verre rieken. Het moet toch gezegd zijn,  dat die kokessen een speciaal manier hebben om goede koffie te maken. Ondertussen vloeide de wijn en waren de glazen meer leeg dan vol. Ook tante Marie deed er haar best aan, en ze begon al met een dubbel tong te babbelen.
Als de lampen al werden aangestoken hebben ze nonkel Gaston er kunnen toe brengen enkele goocheltoeren uit te halen. Droog geweg,  zonder veel woorden, verstomde hij alleman.  Wij mochten wel nog een beetje blijven kijken, maar om tien uur moesten we naar ons piere (bed). Het heeft nog lang geduurd ‘ons Communiefeest.’ Pol heeft er niets van gemerkt,  dat ik mijn koude voeten bij de zijne heb gestoken. Lieven had het plezierig, hij moest altijd maar lachen, en het was van :-“Dat is goed he”, totdat almeteens zijn maag reageerde en een geluk, dat de nachtemmer al boven was, hij heeft het daar maar in teruggegeven. Hij is dan al bleiten in slaap gevallen.