Papa – of later de groten – moesten het vlees meebrengen van bij Miel Malfroid, den beenhouwer. Het rode vlees werd dan uit de ijskast van achter gehaald. Met een vervaarlijk mes, dat telkens eens moest gewet worden, sneed hij een lap af. Bij het varkenvlees haalde hij soms zijn scherp blinkend bijl van den haak. Dan was het in één hak gedaan, want anders had hij splinters en dat was gevaarlijk om u in te verslikken. Soms moest er een zaag aan te pas komen om het vlees te verdelen.
Als het saucissen waren, deed Lène dat, ze haalde het gekapt van uit de vrieskast. Met een groot verchroomd slot was die afgesloten en telkens die openging kwam een wolk witte damp eruit. Ze deed dat dan op de machine en duwde het gemalen vlees erin, dan moest ze rap de darmen opsteken want het vlees kwam reeds uit de toot en dan kwamen de saucissen te voorschijn meters en meters lang, tot het vlees op was. Met een zwier vatte ze alles rond haar arm en hing die op aan de haak van de vitrine. Ze deed een greep en daar lagen ons saucissen op het witte papier en legde ze op een vel papier. Met een zwaai plofte hij of zij dat dan op de weegschaal, rommelde wat met de gewichtjes, en maakte de rekening op de rand van het papier. Het pakje werd toegevouwen, en met nog een been voor de soep werd alles in een stuk papier gedraaid, dat van de rol werd getrokken en afgescheurd.
Eerst was het nog met de gewone weegschaal, met van die kleine gewichtjes, maar later kwam de grote witte baskuul. ’t Was gedaan met de gewichtjes, en zelfs het rekenen, want alles las hij van de wijzerplaat af en hij moest alleen nog het eindcijfer noteren.
Gekapt – of gehakt -, zoals ge wilt, was ook voor Lène en die kon dat tot op de gram afsnijden met haar houten mes. Charcuterie hadden ze hier wel, maar bij een beenhouder in de Brugstraat was er veel meer keus en was het verser, dus kwam dat van daar.
Als het Miel was, die ons bestelde, kregen we een broksken gekapt, maar als het Lène was, die ging naar achter, en kwam terug met een bol of een karamel. Dat hadden we liever, en dat duwde ze in onze handen, zodat niemand het zag. (maar ze deed dat met alle kinderen, kwestie van vertrouwen, hé !)
Als er ballekens op het menu stonden, was het gekapt reeds van den dag tevoren meegebracht. Dan werd dat gemengd met een ei en het verkruimelde kruim van een paar boterhammen, alles werd grondig gemengd en tot ballekens gerold. Op de gepasten tijd werd in de grote pan een klot (brok) boter gesmolten en daar werden ze dan in gerangschikt en gebakken, zodat fleus (straks) de bengels direct konden eten. Mama gebruikte praktisch geen smout (varkensvet) of rundvet, omdat er verscheidene maagjes niet tegen konden.