De tweede nieuwjaar was het met den trein naar Zandbergen.
Van op de berg naar de statie was voor onze kleine beentjes een flinke wandeling. Ook in het station was het wachten vermoeiend. Zitten konden we niet, maar ook niet spelen, want het was van:-“ Hou uw manieren en blijf hier bij mij! . Want wat zouden de mensen zeggen.”
Ondertussen had papa zijn ticketten genomen en mochten we op den trein. Die stond daar toch al te wachten.
Tussen de wagons stegen stoomslierten op. Het was er aangenaam warm. Er werd voor een wagon van vóór gekozen, omdat dat in Zandbergen het best was om af te stijgen. We hadden een coupé voor ons alleen. Op de houten banken stonde hier en daar kentekens in gegrift met een pijl door en een harteken rond. Mama zette haar kabas op den hank boven haar hoofd. Het loonde de moeite niet zich van overjas te ontdoen. Papa haalde zijn gazet boven en keek even naar zijn zakhorloge en knikte, toen stipt op uur het fluitsignaal ging, en het gevaarte vertrok. We moesten ons snel neerzetten, want in de wissels werd de wagon nogal wat heen en weer geschud, tot we eindelijk in het open veld terecht kwamen, daar was het een rustig wiegen. De telefoondraden gingen op en neer.
Op een zeker moment konden we door het venster de laatste wagon zien meerijden in de bocht. Dan werd het een gekrijs van de remmen, en met een harde schok, stopte het gevaarte. Buiten was het een lopen en gaan van drukke mensen, die allen diep ingeduffeld recht naar de uitgang stormden. Nog zo een paar halten en dan zei mama :- “ Het volgende is Zandbergen !”. Sommigen waren te vroeg opgestaan, en moesten zich vastgrabbelen om niet te vallen, zo bruusk was het remmen geweest. Papa deed de venster open met die leren riem, en als de trein goed stilstond, deed hij de deur langs buiten open. Hij stapte eerst uit ,en dan werden we eruit getild en op den grond neergezet. Mama was de laatste. We werden van de trein weggehouden, want die zette na een fluitsignaal weer aan. We lieten hem maar gaan, wij waren ter bestemming. De kaartjes werden allemaal aan een bediende met een kepie afgegeven.
We gingen samen langs het station naar buiten.
Externe foto’s (getoond in nieuw venster):
In groep trokken we naar bompapa en bommama . Die woonden in dezelfde straat, een paar honderd meter verder, in een mooie villa, over de beek.
Bommama stond ons, goed ingeduffeld, al op te wachten in het midden van de straat. Toen ze ons zag keek ze keurend naar elk van ons en deed teken aan mama dat we er flink uitzagen.
De begroeting binnen was hartelijk. Nonkel Homère en nonkel Jaak zou-de binnen een kwartierken er ook zijn, want zij kwamen via Ninove.
Bompapa zat neven de stoof, en zei niet veel, maar zijn goedluimse blik was een verademing.
Het middagmaal was een van de fijnste keuken, en de tafel in de eetplaats werd op haar langste uitgeschoven. Elk kreeg zijn plaats aangeduid, en moest op zijn stoel gaan zitten, voor de twee witte borden met een gouden randje. De zware lepels en vorken wogen als lood in onze handjes. Drie verschillende glazen stonden er voor, en in het midden van de tafel stond een vaas met enkele gedroogde bloemen. Als er bij waren die niet hoog genoeg zaten, werd er een of soms twee dikke boeken uit de bibliotheekkast genomen, en daar mochten we dan gaan op zitten.
Een geluk dat er nooit énen een accidentje heeft gehad.
Mama en de tanten hielpen snel wat mee in de keuken. Het was er echt een geroezemoes. De allerfijnste geuren hingen in de lucht, alleen ajuin rook men niet, want bommama was er telkens ongemakkelijk van. Nu zou men zeggen dat ze er allergisch voor is, maar toen waren ze nog zo slim niet. Na het kruisteken werd de aanval op het beste van het beste ingezet. Men ondervond dat bommama een licentiate was in kookkunst, wat in haren tijd zeer zeldzaam was.
Aan de tafel heerste onder het eten dezelfde discipline als bij ons thuis : “Zwijgen!”. De borden soep met krakerkens werden leeggelepeld .
Een flink stuk rosbief , waar het sap zo uitstroomde werd door bompapa met een grote vork met maar twee tanden, en een groot mes in fijne lapjes versneden. Mama hielp mee bedienen en elk kreeg een portie. Dan volgden de prinsessen en de bloemige aardappels. Met een lepeltje saus werd alles overgoten. Dan deden de groten hun ronde en nonkel Jaak en allen sneden het vlees van de kleineren. Dat was nu eens een familiefeest. Felix en Gaston van nonkel Jaak werden bediend door tante Rosa en tante Josefien.
Het dessert bestond uit zelfgebakken geleitaarten, met een tasje koffie uit het schoon servies met een porseleinen koffiekan met gouden biesje. Er werd nu veel gebabbeld om de schade van daarstraks in te halen. Elk jaar rond 4 uur was het de nieuwjaarsbrieven aflezen.
We werden met onzen brief op een rijtje gezet en begonnen vanaf de jongste. Toen we hem later een zelf schreven, moest die feilloos afgelezen worden, en dan, na afgave, werd die aan het zeer kritische oog van Bommama onderworpen. Ze zei nooit dat het slecht was, maar wel dat we sommige woordjes eens beter moesten leren schrijven. Vooral op ezelsoren was ze niet toegeeflijk. Ze was streng, maar had een hart van goud.
Tegen dat het donker werd, moesten we naar huis terug met den trein. Nu waren het de lichtjes, die ons begeesterden, die rode en groene en zelfs geloof ik dat er blauwe bij waren. We waren rapper in Geraardsbergen dan we dachten, en nu begon de tocht, rechtop, naar den berg. We waren zo moe, dat we zelf naar ons bedje vroegen, maar het was heerlijk geweest.
Een paar jaar later zijn we er met de auto naartoe gereden.