Zo verliep elke morgen, zoals gewoonlijk wat eten en schoolgaan betreft, maar de donderdag namiddag, die was heel anders. Toen we nog in Hunnegem naar school gingen, was het ook ‘s middags al gedaan en mochten we thuis, bij mama blijven. We waren toen nog maar met twee, Lieven lag nog in de wieg of kroop nog rond in zijn park. Ik geloof dat we heel normale kinderen waren, en dus ook eens iets mispikkelden. Maar gehoorzaamheid werd er bij ons nog ingepeperd. En bij stout zijn, werd er eens een broek uitgetrokken, en op de knie gelegd, met een paar flinke lappen op ons bloot gat. Het was de beste methode om in een bende jongens, orde op tafel te houden. Als het niet erg was werd er gedreigd met, in het donker kot te steken (de wijnkelder), en de schrik voor duisternis en spinnenwebben haalde het, op onze uitbarstingen. Maar we konden ook lief zijn. Ook de met ons levende dieren deelden in onze liefde, of ze het nu graag hadden of niet.
Hoewel we altijd honden hebben gehad, is alleen onze Fanny de eerste hond geweest die vrij met ons leefde. Het was een Mechelse scheper, dus was hij van natuur uit niet de vriendelijkste. En zeker wou hij niet dat met zijn staart gespeeld werd.
Hij wilde niet als speelgoed aanzien zijn , want, dan was hij weg, onder de tafel, zodat we er niet aan konden.
De katten waren lieve diertjes, die het best vonden dat we hen als speelkameraad aannamen.
Uren konden we dan samen zitten en de zachte pels wrijven tot ze op onze schoot in slaap vielen of lagen te spinnen van de deugd. Tot ook bij hen de slaap toesloeg en allen op een bundeltje in slaap lagen.
Maar de poezen moesten dan ook afkunnen dat we er kattenkwaad mee uithaalden, zoals opsluiten in het konijnenkot, onder de trap buiten. Een geluk dat ze hun kattennatuur al lang niet meer hadden, en geen jonge konijntjes meer lustten. We hebben zelfs een zwarte kat gehad, die er in een poeleken, lag bij te slapen.
Ook de kleine kippetjes hadden het soms te verduren en werd hun eten zelfs mee opgegeten, naar het schijnt, was die maïs lekker.
Ook de andere dieren, maar vooral de jongskens, deelden mee in de pret. Zo zat er eens enen in de renne (parkje voor dieren) van de heel kleine kuikentjes en hoorde mama de kleine zeggen : “ Gij zijt vuil ! “. Toen ze dan van nabij ging kijken, waren al verschillende jonge kuikentjes uit hun park gegooid, en ja, ze hadden geen gave en uniforme witte donspluimkens en… dus vuil. Ze waren nog levend en na wat gegrabbel en gezoek werden ze allen weer in hun park verzameld. Met als resultaat een flinke pandoering en een even grote huilbeurt. Ondertussen was het uitzien naar wat de anderen allemaal deden.
Een geluk dat de kater uit het ‘Hemelrijk’ niet in de omgeving was, want die lustte wel jonge diertjes. Hij besloop ze dan, met alle tijd van de wereld, en op het gepaste moment, was het dan prijs. Zo heeft hij een keer vier konijnenjongsken op een dag verslonden, die onder de zijkant van de renne gekropen waren.
Onder den groten trap had papa een konijnenkot gemaakt. Maar het was slechts afgesloten met een eenvoudig grendeltje, dat ook door een kinderhand kon geopend worden.
Het was lief dat we die arme diertjes eens wat vers gras konden geven, nog liever hadden ze het loof van de ‘pisbloemen’, waarmee de klein peloese gezegend was, want dat hadden ze graag. Ge kondt die muiltjes dan zien op en neer gaan en dat groen zo tussen die tandjes verdwijnen.
Ik kon maar niet begrijpen hoe ze dat konden zonder handen. Om vier uur hebben we dat dan ook geprobeerd met onzen boterham, maar het lukte niet goed. Tot er een ‘fleiter’ (oorveeg) viel, om ons tot de orde te roepen.
Maar bij het maken van het kot , was niet voorzien, dat een kinderhand dat slot niet goed kon sluiten. Het gevolg was, dat er ook eens het hek niet gesloten werd. Dat hadden de slimste van die beestjes rap gezien, en als mama, dan op de voedertijd haar ronde deed, ontbraken er dan soms wel eens een paar lopertjes in het kot. Dan was het groot alarm, en werd er gezocht, en gelopen, tot allen weer op stal waren.
We hebben ook nog zeerattekens (Guineese biggetjes) gehad. Die waren zeer lief en lieten zich graag pakken. Maar op een keer lag er ‘s morgens ééntje dood, en enkele uren later nog één, zo is de ganse kolonie uitgestorven door één of andere kwaal.
Wat we ook deden, was simpel bloemekens plukken of vlinders vangen met een groot net.
Op een keer, in een zomervakantie, had Martha van Lonke, de melkboerin, ons beloofd dat we eens ezeljongskens zouden krijgen. Daar hebben we dan ongeduldig zitten op wachten. En ja, op een morgen vertelde ze met veel omhaal dat het zover was, en dat we er na den middag mochten achter komen. Ik geloof, dat ‘s middags nog nooit ons eten zo rap op was dan toen.
Zwermend rond ons mama zijn we dan blijgezind de trappen opgevlogen, zodat mama ons bijna niet kon volgen. Toen we aan de tanten waren ,( de twee groottanten van mama, die in de ‘Planterij’ woonden.) waar mama niet voorbij kon zonder een kort babbeltje. We wilden vooruitlopen maar onzen Juul, die toen nog heel korte beentjes had, was dan nog gevallen en moest eerst bij tante Linneken verzorgd worden. Maar het voddeken was nog niet geknoopt of de vliegende bende snelde naar de bijgelegen boerderij van Lonke.
Door het lawaai had Martha ons al horen komen en stond in het deurgat ons op te wachten. We drumden haar bijna omver om binnen naar de schat te zien. En ja daar lagen de rode buikjes en grote oren, warm onder een stuk doek, in een ‘Solodoos’ (kartonnen doos ) op een bedje van zacht hooi. Wel twaalf waren er. Alle handjes graaiden in de doos om toch maar eens iets te voelen. Ze werden snel gekeurd en al babbelen trokken we snel weer naar huis. De doos werd in zijn gehelen in het wijmen eiermandeken gezet. Alleen de oudsten mochten die aan de oren dragen. Een stop was er aan de tantes niet meer bij. Papa had ondertussen een scheiding moeten plaatsen in het konijnenkot. En in een hoek werd de aanwinst dan met volle belangstelling geïnstalleerd.
Maar nu kwam de kat op de koord. Die beestjes moesten gevoed worden. Bij den bakker op de markt waren er van die kleine flesjes, met rode pilletjes in, maar met een klein tutterken op. Er werd echt erom gelopen en met twee van zulke exemplaren werden de experimenten uitgevoerd. De flesjes werden gevuld met verwarmde gesuikerde melk. Op de schoot van mama, op een verse handdoek, werden ze met twee tegelijk gevoed. Die roze muiltjes werden opgetrokken, en daar dan dat tutterken ingewrongen, en ja ze zogen eraan. Met veel gezever en gemors dronken ze hun eerste eten op. Het heeft een hele tijd geduurd voor de laatste aan de beurt kwam. Om te weten wie er al gehad had werden er twee dozen gebruikt. Het was een gekrioel in de hongerige doos, in d’ andere waren ze veel rustiger en sliepen ze snel samen bijeengekropen in een hoeksken waar mama een paar oude sokken had gelegd. En dat heeft mama weken lang volgehouden tot ze inmiddels tot halfwas uitgegroeid waren. Ezelkens zijn het echter nooit geworden. Maar onze liefde voor de jonge beestjes was bevredigd.
Het heeft nog een hele tijd geduurd voor we er achterkwamen dat het jongskens waren van wilde konijntjes. Bij het ploegen van de akkers naast den bos had de boer die arme diertjes het leven gespaard voor ons.